vrijdag 26 maart 2021

Aselectief


 








 
 
 
 
 
 
Kijkt u eens goed naar bovenstaande foto's.
Ja, ze roepen een vage associatie met mugshots op, u weet wel; de foto's die wetshandhavers maken van de criminelen die ze oppakken. En inderdaad: dat langharige hoofd ziet er nèt een tikje meer sinister uit dan die kortgeknipte kop. Eerlijk gezegd heb ik deze selfies twee dagen geleden gemaakt, om het contrast vast te leggen tussen mijn coronakapsel en mijn normale haardracht. M'n haar was sinds de tijd dat ik in militaire dienst was, niet meer zo lang geweest, denk ik. Het was niet direct de bedoeling deze plaatjes op dit blog te gebruiken, maar nu doet zich ineens een aanleiding voor.
 
'Normaal' is een woord dat in dit tijdsgewricht snel betekenis verliest. Gisteren overkwam mijn vrouw en mij namelijk iets dat ons aardig in de buurt bracht van het maken van echte mugshots: we werden, na een zonnig ommetje op de fiets over het eiland, op straat door de politie gefouilleerd. Nog opmerkelijker: we werden niet normaal gefouilleerd, maar "aselectief".
 
Net voor we, rond half vijf en komende vanaf de Blekersdijk, via het Vrieseplein en de daarachter liggende brug over de Spuihaven weer de Dordtse binnenstad bereikten, zagen we ze: een politieauto en groepje van pakweg vijf agenten. Ze stonden van ons uit gezien aan de overkant van het Vrieseplein. 
We dachten er verder niet zoveel van. Een klein eindje verderop, in het Kromhout, staat de nachtopvang van het Leger des Heils. Het Vrieseplein, dat een aantal bankjes rijk is, fungeert in afwachting van de openingstijd daarvan vaak als verzamelplaats van al dan niet nuchtere daklozen. En dan gebeurt er wel eens wat. Meestal iets vrij onschuldigs als geluidsoverlast.  We sloegen linksaf het Vrieseplein op. Maar -verrassing!- ook aan onze kant van het plein stonden twee agenten. Een man en een vrouw. We werden staande gehouden.
 
De man van het duo, ik schatte hem rond de dertig, begon een zorgvuldig ingestudeerd verhaal over de bevoegdheid tot preventief fouilleren die hen was verleend door de Burgemeester.Op grond van een verordening die hij mij op verzoek kon tonen. Ze deden dit fouilleren bovendien "aselectief". Op dit laatste werd een zekere nadruk gelegd, zonder dat werd uitgelegd wat dit nu precies inhield.
Maar ik meende het wel te begrijpen. Want kijkt u nog eens naar die mugshots van mij. Zou u mij, op grond van mijn uiterlijk, verdenken van criminele activiteiten of verboden wapenbezit? Ik vind mezelf er wèl eindelijk zo oud uitzien als ik feitelijk ben: een onschadelijke gepensioneerde van zevenenzestig.
Dat was dus het onuitgesproken punt van de agent: de politie wilde niet worden beschuldigd van het selectief aanhouden van kutmarokkaantjes of zwarte medeburgers met een hoodie en dus fouilleerde men ook mensen waarvan men met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kon voorspellen dat zij geen strafblad hadden en niet met wapens op zak liepen.
 
Ik ben geen wappie en accepteer vooralsnog het boven mij gestelde gezag, dus ik liet me fouilleren. Echter niet zonder te vragen of er een duidelijke reden voor dit politie-optreden was. Dat was er, volgens de agent: er waren in de afgelopen tijd in Dordrecht de nodige steekpartijen geweest.
Ik heb dit achteraf even nagezocht. Inderdaad zijn er begin maart en half februari twee steekincidenten met gewonden geweest in Dordrecht. Wel twee binnen drie weken, dus. Om van een hausse te spreken lijkt me wat overdreven, maar goed.
 
Terwijl ik met mijn armen wijd stond en de agent mijn bovenlijf beklopte, meldde ik alvast dat ik in het bezit was van een zakmes. 
"Waarom hebt u een zakmes bij u?"
"Wat denkt u u? Om een appeltje te schillen. Of een schroefje los te draaien. Of een kurk uit een fles te trekken.."
Het is namelijk zo'n Zwitsers zakmes. Er zit zelfs een klein zaagje aan.
 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Hij vond het zakmes in één  van mijn broekzakken en meldde dat hij even met het mes naar zijn superieur aan de overkant van plein liep, om te vragen of dit in beslag moest worden genomen. Waarop ik hèm meldde dat ik bij inbeslagname een klacht zou indienen.
Zover liet de superieur het niet komen. Bij terugkeer van de agent kreeg ik het zakmes terug. Hij rommelde nog even door mijn fietstassen en merkte op dat ik het mes beter dáár kon bewaren. Ook vroeg hij, op een toon alsof dit mogelijk op een illegale activiteit kon duiden, waarom ik een verrekijker bij me had,
"We  hebben een rondje door de Nieuwe Dordtse Biesbos gefietst en als ik onderweg een leuke vogel zie, dan kijk ik er naar."
Dat antwoord was kennelijk afdoende.
Ondertussen was mijn vrouw gefouilleerd door de vrouwelijke agent. Daarbij was de stemming ook niet optimaal geweest, begreep ik achteraf.
 
We vonden het allebei een vreemde gewaarwording. En ook onbegrijpelijk. Want aselectief of niet, het blijft een keuze om een aow-er met een verrekijker aan te houden en te fouilleren en niet even te wachten tot er een blanke jongeman met een een baseballpet op en een joint in zijn mondhoek op een omafiets voorbijkomt. Of zijn blanke jongeren ook al een groep die niet gestigmatiseerd mag worden? Een aow-er en een zestigjarige vrouw fouilleren leek ons in ieder geval zonde van de tijd. Wij babyboomers vormen weliswaar een verachtelijke bevolkingsgroep, die van alles te verwijten valt, maar verboden wapenbezit op grote schaal hoort daar nog niet bij, geloof ik.
 
Sinds gisteren bestaan er bij m'n vrouw en mij ernstige twijfels over de efficiëntie waarmee het politiekorps Zuid-Holland-Zuid opereert.

 

maandag 22 maart 2021

Passanten 2 - Wilma

 

foto: http://www.cafeavontuur.nl/

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ze had lang haar, ze droeg een bril en ze had een vriendelijke uitstraling. Ze was 'niet onknap' zoals mijn moeder dat noemde, maar ook geen fotomodel, want ze was aan de mollige kant. Ik kwam haar tegen in café Het Avontuur. Dat was destijds mijn stamkroeg, ik heb er al vaker over geschreven. Ze heette Wilma. Haar achternaam was gelijk aan die van een bekende Nederlandse neo-nazi, die in die tijd in Nederland actief was. Daardoor heb ik die ook altijd onthouden.Ik denk niet dat Wilma zijn gedachtengoed deelde. Ze maakte min of meer deel uit van een clubje middelbare scholieren die de progressieve waarden aanhingen, zoals die midden jaren zeventig bij een groot deel van de jeugd bon-ton waren. Ik sluit niet uit dat ze zelfs ruimdenkender was dan ik in die tijd. Achteraf schat ik haar leeftijd op zeventien of achttien jaar. Ik was een paar jaar ouder, omstreeks tweeëntwintig.

Ik zeg dat nu, van die progressieve waarden, maar ik heb eigenlijk nooit met Wilma over politiek gepraat. Misschien wel over muziek, want ik was in die tijd nogal met folkmuziek bezig en Wilma paste wel een beetje in het geitenwollensokken-imago dat daar destijds aan kleefde.Eigenlijk kan ik me nauwelijks herinneren waarover we praatten. Ik vond haar leuk, dat weet ik nog wel. Zij vond mij ook wel aardig, denk ik. Als we met elkaar praatten was dat altijd geanimeerd. Er werd regelmatig gelachen. Ze was recht door zee en zei meestal wat ze dacht. Die volledige afwezigheid van geheimschrijverij vond ik aantrekkelijk. Misschien had ze zelfs iets moederlijks.
Ik geloof dat ik wel eens geprobeerd heb een afspraakje met haar te maken, maar dat ze dat vriendelijk afhield. Waarschijnlijk reikte haar belangstelling voor mij inderdaad niet verder dan ‘aardig’. ‘Leuk’ was misschien een stap te ver.

Ik wist ook waar ze woonde. En omdat er destijds nog telefoonboeken waren waar bijna iedereen in stond die telefoon had, compleet met adres, wist ik haar telefoonnummer te achterhalen. Of, beter gezegd, het telefoonnummer van haar ouders.Op een onbewaakt ogenblik heb ik dat nummer gedraaid. Haar vader nam op. Ik vroeg plompverloren of Wilma thuis was. Vader vond dat ik wel een beetje hard van stapel liep; mijn naam zei hem niks en hij wilde eerst wat meer over me weten voor hij mijn vraag wilde beantwoorden. Ik zal wel gezegd hebben dat ik Wilma uit Het Avontuur kende, of zoiets. Waarom ik Wilma uiteindelijk niet aan de telefoon heb gekregen, weet ik ook niet meer precies. Waarschijnlijk was ze gewoon niet thuis. Vader’s wantrouwige toon was in ieder geval reden om het niet nog eens te proberen.

Vrij snel daarna verloor ik haar uit beeld. Waardoor is me niet duidelijk. Misschien ging ze buiten Dordrecht studeren, of ze kwam om een andere reden niet meer in Het Avontuur en de andere Dordtse cafés. Ik heb haar nooit meer gezien.

maandag 15 maart 2021

Waarom ik langzamerhand een hekel krijg aan ongeveer de helft van de Nederlanders

Cartoon: Bas van der Schot

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ja, dat is wèl even een titel. Het gevoel sluimerde al langer, maar de actualiteit drukte me zodanig met de neus op de feiten, dat het er nú maar eens uit moet.

Overmorgen ga ik stemmen. Ik weet al op welke partij, denk ik. Een heel andere partij dan waarvoor ik vijf jaar geleden zou hebben gekozen, trouwens.  Ik heb héél even overwogen om deze keer maar eens niet te stemmen. Dat zou voor het eerst sinds héél lang geleden zijn. Ik geloof namelijk nog steeds in de Nederlandse democratie en wie niet gaat stemmen heeft wat mij betreft weinig recht van spreken als het gaat om misstanden in de maatschappij en gebrek aan beleid om dat tegen te gaan. Maar in het licht van de ontwikkelingen kwam er een soort van defaitisme over me, zoals ik dat met betrekking tot de Nederlandse politiek betreft nog niet eerder heb ervaren.

Ik heb de afgelopen weken de peilingen gevolgd. Het lijkt zo goed als onvermijdelijk dat we precies zo'n zelfde regeringscoalitie krijgen, als we afgelopen vier jaar hebben gehad. Hoogstens nog wat rechtser dan ie al was.
Het overgrote deel van Nederland vindt Mark Rutte een toffe peer. Vijf-en-twintig procent van het electoraat stemt op de VVD. Een partij die de afgelopen jaren heeft uitgeblonken door een totaal gebrek aan visie en toekomstgerichtheid. Het grootste probleem van deze tijd, de klimaatverandering, is voor de VVD bijzaak. De sfeer van wantrouwen tegen de burger bij bepaalde delen van de overheid, die zijn climax vond in het schandaal rond de toeslagen voor de kinderopvang, komt voor een groot deel uit de hoek van de VVD. Aanpakken die fraudeurs! Dat geld gunde men veel meer aan de grote bedrijven: afschaffen die dividendbelasting!
De VVD houdt alles het liefst zoals het is. En àls er al wat verandert, dan moet dat wèl in het voordeel zijn van het bedrijfsleven. 
Dat is ook precies wat Rutte in al zijn kabinetten heeft uitgestraald. Visie was een vies woord. Rutte heeft op de winkel gepast. Een nachtwakersstaat, waarin de zaken maar zo'n beetje zichzelf moeten regelen, waar de overheid zich zoveel mogelijk koest houdt en iedereen zoveel mogelijk aan zijn lot overlaat. Dat is het ideaal van de VVD. Wie een beetje geld heeft, komt er altijd wel uit, toch? En wie geen geld heeft is doodgewoon een sukkel.

Nog eens bijna achttien procent  van de stemgerechtigden stemt extreem rechts (PVV, Forum voor Democratie en JA21). Daarvan vertonen PVV en FvD fascististische tendenzen. De PVV is qua stemmenpercentage de één na grootste partij van Nederland.

Het CDA, toen ik jong was nog een partij met enig sociaal gevoel, is nu een quasi-Christelijke variant van de VVD, en krijgt tussen de twaalf en de dertien procent van de stemmen. Daar hebben we, als we graag een wat toekomstgerichter beleid willen, dus ook niks aan.

Kort en goed komt het erop neer dat het merendeel van de Nederlandse stemmers òf extreem rechts stemt, òf vindt dat het zittende kabinet het prima heeft gedaan en zegt: "prima, ga zo door!"
Het maakt die laatste groep kennelijk niet uit dat ons onderwijs er slecht aan toe is, dat de zorg eveneens wankelt, dat Nederland jaren achterligt als het gaat om het halen van klimaatakkoorden en dat we een reeks van schandalen achter de rug hebben die door Rutte allemaal zijn weggewoven of weggelachen. Want het is natuurlijk een verschrikkelijk aardige man, altijd goed voor een opbeurend praatje en een vrolijke noot. Een ideale buurman, eigenlijk.
Je vraagt jezelf af of meer dan de helft van de Nederlandse stemmers een plaat voor de kop heeft, of dat ze het geen enkel punt vinden dat de partijen en de premier die Nederland in de afgelopen vier jaar hebben geregeerd op talloze punten hebben gefaald. Ze hebben zelf nergens last van en ze vinden het wel best.
 
Alles op een rijtje zettend is dit al erg genoeg. Nederland gaat de komende vier jaar waarschijnlijk in grote lijnen gewoon door zo door als daarvoor deed. 
In vergelijking daarmee is mijn persoonlijke probleem met die gang van zaken probleem natuurlijk klein leed. Maar het knaagt wel een beetje. Langzaam maar zeker ontwikkel ik weerzin tegen de Nederlanders die medeverantwoordelijk zijn voor dat gebrek aan toekomstvisie en sociaal gevoel. Als ik rondloop op straat, denk dat ik ze eruit kan aanwijzen. De letterlijk of figuurlijk volgevreten types. Ik zie ze rondrijden in hun vette suv's, De vakantiegangers met hun dakkoffers. De rode broeken in de jachthavens. De quasi-welgestelden in hun bubble. De mensen met makkelijke meningen. 
 
Ja, die meningen. Als er iets op de voorgrond trad in het afgelopen jaar, dan is het de terreur van de meningen. Het eindeloze gekwaak van zogenaamde deskundigen èn van mensen die helemaal nergens verstand van hebben, maar tòch een mening hebben. 
Steeds weer komt me een uitspraak van Dirty Harry voor de geest: opinions are like assholes; everybody has one. Zoals ik trouwens ook een ander gezegde van hem, a man has got to know his limitations, buitengewoon toepasselijk vind voor deze tijd.
Zelfoverschatting en het eigen gelijk hebben ons een verkiezing met zeven-en-dertig deelnemende partijen opgeleverd. Versplintering alom. Een brede links-progressieve samenwerking bleek opnieuw onmogelijk.

Wat is er toch aan de hand met de Nederlanders? 
Gaat Oswald Spengler, die bijna honderd jaar geleden schreef over Europa als het Avondland dat op zijn ondergang afstevent, toch nog gelijk krijgen? Willen de Nederlanders en de Europeanen niks meer, behalve zich wentelen in de weelde van dit moment omdat de zondvloed toch wel ná hun zal komen?
 
In de Verenigde Staten stemde in november j.l. bijna vijftig procent, ondanks alles, toch nog op een narcistische idioot. Maar iets meer dan vijftig procent van de Amerikaanse kiezers wilde wat anders en zij hebben het potje uitgehaald. Soms zou je wensen dat de keuze hier in Nederland ook zo zwart/wit zou liggen.
 
Nog maar een paar weken geleden heb ik De meeste mensen deugen van Rutger Bregman voor een groot deel gelezen. Nèt voor de helft was ik de marktkoopmannentoon die Bregman in het boek aanslaat zat. De wetenschappelijke methode volgens Bregman ging me tegenstaan. Mijn conclusie was dat Bregman iets probeert te bewijzen dat we eigenlijk altijd al wisten. In-en-in slechte mensen zijn zeldzaam. Als de nood hoog is en mensen zijn ook maar enigszins in staat elkaar te helpen, dan doen ze dat vaak ook. 
Of men ook in een situatie waar de druk wat minder hoog is, of lijkt te zijn, altijd zo empatisch  en hulpvaardig is, is weer wat anders. Het is geen zwart-wit verhaal. Naar mijn idee heeft Bregman met het schrijven van dit boek vooral geprobeerd zijn eigen twijfels omtrent de menselijke aard te bestrijden.
Overigens vind ik dat Bregman zeker een functie heeft in de hedendaagse meningenmachine. Al bijna tien jaar geleden had ik hem in het snotje en vond ik dat hij een punt had . Goed dat er iemand zoals hij is, dus.

Welke conclusie moeten we, kijkend naar het stemgedrag van de Nederlanders, trekken over dat "deugen"? Of is het  in dit geval gewoon een kwestie van slecht geïnformeerd zijn of regelrechte dommigheid? 
Laat ik het maar houden op een combinatie van die laatste twee
 
.

Naschrift 18 maart 2021: De dikke winst van D'66 kwam toch nog als een verrassing. Dat legt een behoorlijke verantwoordelijkheid bij die partij, wat mij betreft. Een coalitie zonder D'66 wordt voor de VVD vrij lastig, lijkt me. Zeker nu de PVV door de VVD als coalitiepartner is uitgesloten. 
D'66 heeft in de vorige coalitie kunnen ervaren hoe het is om te moeten samenwerken met overwegend rechtse partijen. Ik mag dus hopen dat ze slechts aan een coalitie willen deelnemen, als die een aanzienlijk progressievere koers gaat varen dan de vorige coalitie deed. Misschien willen ze eigenlijk ook liever een coalitie zonder het CDA. Hoe dan ook hebben ze een sleutelpositie, dus kunnen ze eisen stellen. Ik ben benieuwd! Voor een degelijke meederheidscoalitie zou zelfs kunnen worden overwogen om de jongelui van VOLT erbij te nemen. Of gewoon de PvdA.
Zelf heb ik even overwogen om op VOLT te stemmen. Het is uiteindelijk toch PvdA geworden.


zondag 7 maart 2021

Decca, of de jongens die naar Denemarken gingen

 


 

 

 

 

 

 

 

 

In één van mijn eerste blogs heb ik hem al eens genoemd: de man van wie ik min of meer zeilen leerde: Rob uit Papendrecht. Dat zeilen leren vond plaats aan het eind van de jaren ‘70. De boot was een Draaijer; een kajuitzeilbootje van 5,70 m. Voor zijn tijd een redelijk snel en fel ding, dat eigenlijk zeilde als een open boot met een ballastkiel.

 
In 1983 schafte Rob zich een andere boot aan.
Volgens hem was het een Dutchy. Wie in De Zeilsport van Loeff (8e druk, 1977) op bladzijden 254 en 255 kijkt, ziet de Duchesse, een ontwerp van W. De Vries Lentsch. Op een paar details na is dat de boot die Rob kocht. Een langkieler, niet bepaald snel (ook in die tijd al niet), maar vergeleken met de Draaijer had ie een tamelijk goeiig karakter, en was mede daardoor redelijk comfortabel. Het enige oncomfortabele aan de Metamorfose, zoals de boot werd gedoopt, was de motor, een toen al enigszins voorwereldlijke Sabb één-cilinder. Dit apparaat stond, in tegenstelling tot modernere motoren, niet op motorsteunen met rubberdemping, maar was star op de motorfundatie vastgebout. Vooral als de motor stationair liep, vibreerde het hele schip van voor tot achter en zag je de wanten trillen als gitaarsnaren.
 
Rob investeerde ook direct flink in nieuwe uitrusting. Naast een nagelnieuwe, zeegroene Sailor-marifoon kocht hij één van de eerste Decca’s voor jachtgebruik, een Philips AP-navigator. Een soort voorloper van de huidige GPS-en. Het ding vertelde je, in graden, minuten en seconden noorderbreedte en oosterlengte waar je zat en bovendien kon je er te varen routes, op basis van zelf ingevoerde zogenaamde waypoints, in opslaan. Theoretisch kon je zo, zonder verder een blik op de kaart te werpen of ook maar naar een ton te kijken, van A naar B varen.

Dat gegeven wekte bij Rob kennelijk grote ambities, want vrij kort na deze aankopen meldde hij dat hij met de Dutchy naar Denemarken wilde. Zeker toen vond men dat nog een hele onderneming. Hoewel Rob In aanzienlijke mate een loner was, die de meeste uren op zijn boten alleen doorbracht, wilde hij in dit geval toch wel met bemanning varen. Zijn jongere broer Erik en ik kregen de vraag of we mee wilden. Dat wilden we wel.

Het volledige verhaal van de reis heeft te veel regels nodig. Om het kort te houden: wij werden min of meer die jongens die naar Parijs gingen. We gingen wèl, maar we kwamen nooit aan. Er was pakweg vier weken voor de reis uitgetrokken, maar na twee weken waren we, met Papendrecht als startpunt, niet verder gekomen dan Borkum. Na korte zeereisjes bovenlangs van Terschelling naar Lauwersoog en van Lauwersoog naar Borkum. Dat was, voor een relatief onervaren zeiler als ik toen was, al een hele belevenis, trouwens.Hoewel we nooit uit het zicht van land waren, waren het mijn eerste tochtjes over zee. Toen we het zeegat bij Schiermonnikoog uitkwamen, stond daar, ondanks de zwakke wind, een aanzienlijke oude deining. Voor het eerst zag ik golven waarachter ik de horizon niet meer kon zien.

Borkum werd het keerpunt van de reis. Het was duidelijk dat, gegeven de weersomstandigheden (wind tegen) en de resterende tijd, Denemarken te hoog gegrepen was. Besloten werd om gedeeltelijk door Nederland en gedeeltelijk langs de Nederlandse kust, weer af te zakken naar het zuiden. 
Om te beginnen zouden we van Borkum over de Eems naar Delfzijl varen en vandaar, via het Eemskanaal, de staande mastroute door het noorden oppakken. De avond voor het vertrek uit Borkum brachten we heel ontspannen door met bier en andere versnaperingen, terwijl Erik een aantal waypoints in de AP-navigator zette, die samen de route naar Delfzijl vormden. Nodig was dat natuurlijk niet, want het was een tochtje waarbij gewoon op de tonnen kon worden gevaren. Slecht zicht zat niet in de verwachtingen. Maar soms doet men dingen omdat het kan; niet omdat het nodig is.
De volgende morgen bleek het inderdaad glashelder. Alle tonnen die we nodig hadden waren te zien. Desondanks werd gevaren op de door Erik ingevoerde waypoints. De route was ruim bezeild, er was weinig meer te doen dan rondkijken en genieten. De stuurman echter, keek vooral op het display van de Decca, dat aangaf of we op, of (net) naast de ingevoerde route voeren. 
Op zeker moment viel me op dat we langzaam maar zeker naar stuurboord door de groene tonnenlijn schoven. Ik maakte Rob daarop attent, maar die zei: “ja, maar de Decca zegt...” Er volgde een discussie die misschien een halve minuut duurde, maar ruw werd onderbroken door een luid hoorbaar en voelbaar gebonk. Het was Rob in één seconde duidelijk dat ook een Decca ons niet over deze ondiepte heen kon tillen.
Of het opkomend of afgaand water was, kan ik me niet meer herinneren, maar gelukkig kwam de boot niet echt vast te zitten. Na het starten van de motor en aldoor bonkend over de harde plaat, draaiden we 180 graden en voeren we terug naar de betonde geul. Scrutineus onderzoek van de ingevoerde waypoints, later die dag in Groningen-stad, maakte duidelijk dat bij de invoer van één waypoint een foutje was gemaakt.
Aan het eind van die dag lagen we aan de gastensteiger van de watersportvereniging die toen nog een haven had in de kom waarin zich nu het Groninger Museum bevindt. We waren nog relatief jong en wilden wat. Dus moest er, nu we toch in het Parijs van het Noorden waren, een verkenning van het plaatselijke uitgaansleven plaatsvinden.
Vanaf die haven was de wandeling naar het centrum een kwestie van immer gerade aus in noordelijke richting. Al vrij snel kruisten we daarbij de Nieuwstad, die ruwweg van oost naar west loopt. De Nieuwstad was toen, en is nu nog steeds, een straat waar pikant geklede dames achter de ramen klaarstaan of zitten om voorbijgangers tegen betaling seksuele diensten te verlenen. Een feit waarvan wij alle drie onkundig waren. Rob bleek net iets wereldvreemder en trager van begrip dan Erik en ik. Toen we op de kruising Nieuwstad – Folkingestraat plotseling voor zo’n raam stonden, vroeg Rob met oprechte verbazing: “wat is dat nou voor een rare etalagepop?” 
Dat is geen etalagepop, Rob”, zei Erik. Het kwartje viel, maar terwijl Erik en ik gniffelden en we snel verder wandelden, maakte Rob het alleen maar erger, door ons te verzekeren: “ik dacht het ècht, hoor!”.

Een week later, op dezelfde reis, zeilden we buitenom van Stellendam naar de mond van de Oosterschelde. Opnieuw was de route uitgezet met waypoints en werd er angstvallig naar de AP-navigator gekeken.

We moesten pakweg een halve mijl voor de geel-zwart-gele ‘NBJ’ (een zogenaamde west-cardinale ton) en ongeveer op de plek waar heden-ten-dage de rode ton GB-2 ligt, de te varen koers aanzienlijk bijstellen richting de Roompotsluis. Hoewel op dat moment tussen de al geplaatste peilers van de stormvloedkering in aanbouw nog geen schuiven zaten, vormde die sluis op dat moment vanaf zee al de enige toegang tot de Oosterschelde. Tussen de peilers doorvaren was verboden.
 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Eén van de makke's van het Decca-systeem was, dat het soms ‘hikken’ vertoonde. Op onvoorspelbare momenten had het apparaat veel tijd nodig om de juiste positie en de te varen koers te bepalen. Gedurende die tijd was de informatie die op het display verscheen niet te vertrouwen. In goede doen had het ding ruim vóór de NBJ moeten aangeven dat we, komende van een koers van om en nabij de 232 graden, een koers van ongeveer 190 graden moesten gaan varen. 
Met de grote NBJ helder in zicht, verordonneerde de AP-navigator echter minutenlang een tegengestelde manoeuvre: de koers moest niet naar bakboord, maar naar stuurboord worden verlegd om het volgende waypoint te bereiken. Terwijl we allebei op de papieren kaart keken, die we gelukkig ook nog aan boord hadden, ontspon zich tussen Rob en mij een discussie over de vraag wat ons te doen stond. Uitgaande van onze huidige koers en de NBJ recht vooruit in zicht was mij zonder meer duidelijk dat een koersverandering naar stuurboord niet naar de Geul van de Banjaard en de Roompotsluis zou voeren. Rob kon echter aanvankelijk niet geloven dat de AP-Navigator zich vergiste. Ondertussen voeren we min of meer op de NBJ af. We begrepen allebei dat het niet slim was om dat nog veel langer vol te houden. Een cardinale ton markeert namelijk niet zozeer een vaargeul, maar schermt meestal een gevaarlijke ondiepte of een gevaarlijk wrak af. Op het moment dat ik de helmstok uit Rob’s handen wilde rukken, veranderde de AP-navigator van gedachten. Hij gaf nu wèl aan dat we naar bakboord moesten en ook dat we al een flink eind van de beoogde koerslijn waren verwijderd.
Nadat de boot weer op koers was gebracht, bereikten we veilig de Roompotsluis

In 1996 schafte ik mijn eerste gps aan. Het GPS-systeem is veel sneller en veel betrouwbaarder dan Decca, dat inmiddels allang tot het verleden behoort. Maar mijn wantrouwen tegen het varen op waypoints was, ruim tien jaar na de geschetste incidentjes, nog niet verdwenen. Ik heb het sindsdien dan ook nooit meer gedaan.