Bovenstaande uitspraak werd al meer dan 120 jaar geleden gepopulariseerd door Mark Twain. Die op zijn beurt weer de dichter Byron citeerde. Byron gebruikte de frase in een satirisch gedicht en Twain voegde er trouwens nog een zinsnede over romans aan toe, die grotendeels verklaart waarom ik tegenwoordig alleen nog non-fictie lees.
De afgelopen paar maanden hebben de juistheid van het gezegde weer eens dubbel en dwars aangetoond. Niks is spannender en soms meer verbijsterend dan de werkelijkheid.
Toen Donald Trump, eigenlijk toch wel een beetje onverwacht, tóch opnieuw werd verkozen tot president van de Verenigde Staten, hield ieder weldenkend mens met een fatsoenlijke moraal zijn hart vast. Stellen dat de verwachtingen daarna hooggespannen waren en tevens al ruimschoots overtroffen, is inmiddels het eufemisme van de eeuw gebleken. En dan hebben we het eerste kwart daarvan nog maar nauwelijks achter de rug.
Nu kan ik in zo'n situatie evengoed doodleuk een ontspannen verhaaltje ophangen over het feit dat mijn persoontje in de tussentijd ook weer het één en ander heeft meegemaakt of gezien. Sterker nog: dat is u misschien wel heel welkom, omdat u dezer dagen de radio of de televisie niet kunt aanzetten en geen krant kunt opslaan zonder binnen een paar minuten bovengenoemde naam alwéér te zien, of te horen noemen.
Daarom, en in dat kader, het volgende.
Mijn liesbreukoperatie is uitstekend verlopen.
Om 08.00 u. arriveerde ik in het ziekenhuis, waar ik overigens per openbaar vervoer was gekomen, omdat mijn vrouw de auto nodig had en mij bovendien was verteld dat autorijden na de operatie niet verantwoord was.
Vervolgens verliep de ingreep met een efficiëntie, die ik na alle moeizame verhalen over de zorg eigenlijk niet meer had verwacht. Je krijgt een operatie-onderbroek aan en wordt na een korte wachttijd en het innemen van een pre-emptive paracetamol naar de operatiekamer gereden. Daar voltrekt zich binnen enkele seconden een ritueel dat doet denken aan de manier waarop een formule-1 racewagen wordt ontvangen in de pits. Terwijl de operatieassistenten goedgemutst op je inpraten, worden er een een infuus en nog wat kabels en leidingen op je aangesloten. Luttele minuten daarna weet je van de wereld niet meer af en een uurtje later wordt je weer wakker in de kamer waar je die onderbroek aankreeg. De narcose is ook meteen uitgewerkt; je bent weer volledig bij de pinken.
Na een half uurtje, het is dan ongeveer 11.30 u. komt de zuster die de intake deed vragen of je een lichte lunch belieft: een paar boterhammen, koffie en een fruitsalade.
Ook komt de vraag wie mij komt ophalen. Op het antwoord: "Niemand; ik ga met de bus naar huis" wordt afwijzend geageerd. De zuster vind het niet verantwoord. Het voorlopige compromis is, dat ik eerste m'n lunch zal nuttigen en dat we daarna, als ik me aankleed, zullen kijken hoe stevig ik op mijn benen sta.
Als ik mezelf, nog weer een uurtje later, daadwerkelijk aankleed, kijkt de zuster toe. Ostentatief trek mijn broek aan, terwijl ik eerst alleen op het ene, en daarna op het andere been sta. Op mijn vraag of hiermee voldoende is aangetoond dat ik stabiel genoeg ben om met de bus naar huis te gaan wordt nu positief gereageerd.
Vanzelfsprekend mocht ik niet weg zonder een lading pijnstillers, c.q. infectieremmers (diclofenac), die dan kennelijk weer slecht voor de maag zijn, waardoor er ook maagbeschermende pillen bijkomen. Maar die laatsten zijn feitelijk maagzuurremmers, waardoor ik de eerste twee dagen na de operatie volledig verstopt zat. Daarna de diclofenac nog een paar dagen geslikt zonder de maagbeschermer. Letterlijk geen centje pijn, maar ik kon wèl weer poepen.
Een week of vier later, dat was in de laatste week van februari, gingen we voor de derde keer in successie langlaufen. Althans; dat was het voornemen. Het werd, net als vorig jaar , een wandelvakantie.
Er was meer sneeuw dan vorig jaar, toen er op 1200 meter helemaal niks was, maar gedurende een groot deel van de week was het overdag meer dan 10 graden boven nul en bovendien had mijn vrouw last van haar rug.
Wat ook gelijk was aan vorig jaar, was de manier waarop we op onze bestemming geraakten: met de nachttrein. Vorig jaar deden we dat met een onderneming die zich Greencitytrip noemt, maar die boden inmiddels geen nachttrein naar Innsbruck meer aan. Ik geloof dat ik ook wel snap waarom, want dit jaar reisden we met de Nightjet van de Österreichische Bahn. Die rijdt ook tussen Amsterdam en Innsbruck, met iets minder afgeragde rijtuigen en voor een iets betere prijs, die ook nog eens inclusief een klein ontbijtje is.
Het reizen met de nachttrein vergt enige sociale vaardigheid.
Wij hadden een zes-persoons coupé en je deelt die bij volle bezetting (wat strijk en zet het geval is; de vraag bij deze treinen is altijd groter dan het aanbod) dus met vier anderen. Met die vier moet je tot overeenstemming zien te komen wanneer het bedtijd is, bijvoorbeeld.
We hebben in totaal nu drie keer een reis met de nachttrein gemaakt en tot nu toe heeft zich in sociaal opzicht geen wanklank voorgedaan.
Het slapen op zich lukt ons ook redelijk tot goed.
Zo sta je dan, tamelijk fris, om pakweg half tien 's morgens op Innsbruck Hauptbahnhof. Vandaar pakken we, na nog een koffie en een klein hapje, het boemeltje naar Seefeld. Dat boemeltje is overigens een buitengewoon modern treintje; de ÖBB heeft het qua materieel zeker zo goed of beter voor elkaar dan de NS.
Het ritje naar Seefeld is een evenement op zich; een trajectje Rail Away waardig. De trein klimt over een afstand van ruim 20 km. van 600 m. naar 1200 m. boven zeeniveau, waarbij er regelmatig spectaculaire uitzichten op het dal van de Inn en de bergen aan de andere kant van dat dal voorbij komen.
In Seefeld pakken we de bus naar Leutasch, dan nog eens ruim 5 km. verderop ligt.
Het grondgebied van de gemeente Leutasch bestaat uit een langgerekt dal, dat zich van het zuidwesten tot het noordoosten uitstrekt. Het noordoostelijke uiteinde er van ligt op ongeveer een kilometer van de grens met Duitsland. Meteen aan de andere kant van de grens ligt het stadje Mittenwald. De gemeente bestaat uit zesentwintig dorpen en gehuchten, waarvan het grootste deel in het zuidwesten van het dal ligt
Het dal van Leutasch hebben we in 2022 ontdekt, toen we voor het eerst in ongeveer twintig jaar weer 's op wintersport gingen in het eerder genoemde Seefeld. Toen nog met de auto.
Die reis werd een enorm succes door het geweldige weer dat we troffen. Er was elke dag zon èn er was sneeuw in overvloed. Toen we na een paar dagen alle blauwe loipen (de makkelijkste) in Seefeld hadden gehad, reden we naar Leutasch en troffen daar nog veel mooiere en langere loipes aan.
Landschappelijk háált Seefeld het niet bij Leutasch.
Het dal is van een overweldigende schoonheid en de sfeer is veel landelijker dan in het ietwat mondaine Seefeld, waar je nog altijd veel dames van middelbare leeftijd met bontjassen en grote zonnebrillen ziet. De uitstraling die Wim Sonneveld ooit treffend omschreef als comme sa en ga maar na..
Kortom, Leutasch is een ideale omgeving voor onze specifieke vorm van wintersport. Geen skiliften maar lichaamsbeweging en geen après-ski, maar 's avonds om half elf het mandje in omdat het knikkebollen al is begonnen.
Maar goed, achteraf is gebleken dat 2022 voorlopig de laatste keer zou zijn dat we ook echt aan langlaufen deden. De sport zat hem dit jaar voor de tweede keer op rij in stevige wandelingen met zo nu en dan ook stevig klimmen. Het hoogste punt dat we dit jaar bereikten was de Rauthhütte op 1609 m.
Helaas zagen we de Wasserramsel, de Waterspreeuw, deze reis slechts één keer en dan nog slechts in een flits. Vorig jaar konden we hem een paar keer mooi bezig zien, deze onder water vliegende vogel. Wel een paar keer een Zwarte Specht, die al snoeihard aan het hameren was, wat feitelijk een baltsritueel is. Het voorjaar komt steeds vroeger. Als we ooit nog willen langlaufen, moeten we rond kerstmis gaan, misschien.
Juist omdat er weer weinig sneeuw lag, viel op dat de venige bodem van het dal vol scheuren leek te zetten. Totdat we ze van wat dichterbij bekeken; het waren geen scheuren, maar restante van muizengangen. Kennelijk verplaatsen muizen zich ook onder een dik pak sneeuw en slijten daarbij in de bodem een soort sporen uit. De gang bevindt zich eigenlijk op het scheidingsvlak tussen sneeuw en aarde. Soms kon je op stukken waar nog wèl sneeuw lag die gangen ook zien; dan waren ze feitelijk als gevolg van de dooi ingestort..
Ondertussen is de aandacht weer verschoven naar de boot.
Dit ligt, zoals de laatste jaren gebruikelijk, voor de winter in Dordt. Maar er is tot 1 april betaald en in principe volgt per die datum weer de reis naar de zomerligplaats in Sint Annaland.
Voor dat moment is er echter nog het één en ander aan de boot te doen.
Gelukkig werkt het weer mee en het lijkt erop dat ik met het werk in kwestie een heel eind kom voor de boot weer naar Stalland moet.
Zo. Dat was toch weer aardig wat waardenvrije, onschuldige en waarschijnlijk voor u vrij nutteloze informatie, waarin de naam Trump slechts eenmaal, en dan nog redelijk terzijde, is genoemd.
Dat zal waarschijnlijk, wat dit blog betreft, niet altijd zo blijven. Maar er over schrijven lijkt voorlopig ook permanent prematuur. Op het moment dat je op een move van de man reageert heeft ie alweer iets anders, en waarschijnlijk het volledige tegendeel, rondgetoeterd.
Ik kijk het nog wel even aan. Op het moment dat het stof optrekt en er is iets definitiefs gebeurd, is het vroeg genoeg om er een beschouwing aan te wijden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten