maandag 28 september 2020

Hoe de inzichten veranderden

 




 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

We zitten er nog middenin, waardoor het eigenlijk nog veel te vroeg is om er iets over te zeggen. Maar om me heen kijkend, de kranten lezend en andere media volgend, rijst het idee dat er een omslag op komst lijkt. 
Dingen die in de afgelopen twintig jaar toonaangevend waren,  zoals meer nadruk op het het belang van het individu, ontstaan zelden als een losstaand fenomeen. Iets als de dominantie van het marktdenken en het gegeven dat het liberalisme als politieke stroming in Nederland al een flink aantal jaren de overhand heeft, hangen er mee samen. Het begint erop te lijken dat de dominantie van de genoemde factoren zijn langste tijd heeft gehad.

In diezelfde twintig jaar heeft zich een aantal problemen aangediend die met zuiver liberalisme en beschermen van de belangen van het individu niet zijn op te lossen. Het CO2-probleem en de daarmee gepaard gaande energiecrisis kan alleen worden aangepakt met zekere vormen van collectiviteit. De oorzaken van dat probleem zijn eigenlijk al tientallen jaren bekend, maar nu er onmiskenbare tekenen zijn dat het geen door misantropen bedacht schijnprobleem is (afsmeltende gletsjers en een nauwelijks meer te ontkennen temperatuurstijging over de laatste vijftig jaar, om maar iets te noemen) wordt het werken aan een oplossing urgenter. De tijd begint te dringen.

Daarnaast is de wereld in de afgelopen vijftien jaar getroffen door twee crises, die ons eveneens met de neus op de feiten drukten. Acute ellende hakt er vanzelfsprekend nog meer in. Eerst was daar de kredietcrisis en nog maar een half jaar geleden begon de Corona-pandemie. In beide gevallen was ingrijpen door de overheid en daarmee van het collectief noodzakelijk. Ik schrijf hier niet voor niks "collectief". Het doorgeschoten individualisme lijkt er namelijk ook voor gezorgd te hebben dat de overheid hier en daar wordt gezien als een entiteit die buiten de maatschappij en buiten onszelf staat. Het is voor sommigen iets geworden dat als God boven de wateren zweeft en net als God zijn eigen agenda heeft, die niet per definitie hoeft te stroken met de belangen van de maatschappij. 

Dat is, zelfs onder een kabinet met daarin een aanzienlijk liberaal smaldeel, een grove misvatting. Die overheid, dat zijn wij. De mensen die voor de overheid werken zijn letterlijk wat de Britse vertaling van het woord ambtenaar zegt: civil servants. Dat ondanks het feit dat er soms abberaties optreden., zoals de misstappen die onlangs bij de Belastingdienst werden geconstateerd met betrekking tot het onterecht terugvorderen van uitkeringen voor kinderopvang, doet daar niks aan af. Wat er verder ook door als dansleraar vermomde rattenvangers wordt beweerd.

Los van een meer collectieve aanpak van problemen lijkt ook de tijd dat we ons een voortdurend wisselend beleid konden permitteren voorlopig voorbij. 

In de afgelopen dagen las ik De graanrepubliek van Frank Westerman. Het boek is meer dan twintig jaar geleden geschreven en ondanks het feit dat het voor een deel in een al tamelijk grijs verleden speelt, is de inhoud nog steeds actueel. Westerman is een schrijver uit duizenden. Hoe ik erin ben geslaagd om zijn oeuvre tot op heden te missen, is voor mij een raadsel. Hij is en was in de eerste plaats journalist, maar mengt de beschrijving van een interessante geschiedenis met een geweldige stijl, die zijn boeken zonder meer een literaire kwaliteit geven. Westerman zit dicht op zijn onderwerp, waarmee het ook een persoonlijk verhaal wordt. Van afstandelijke, semi-wetenschappelijke geschiedschrijving is geen sprake. Dat gevolgen van dit stuk geschiedenis zich tot in het heden doen voelen, maakt het extra interessant.

De graanrepubliek beschrijft de afgelopen honderd jaar van een klein stuk Nederland in het uiterste noordoosten, het Oldambt. Ruwweg het gebied tussen Winschoten, Nieuweschans en Delfzijl. Van oudsher een streek met grote sociale tegenstellingen. De bevolking bestond, tot enkele tientallen jaren geleden, hoofdzakelijk uit twee strikt gescheiden groepen. Enerzijds de arbeiders, die voornamelijk op de CPN stemden en anderzijds de boeren, die toen nog herenboeren werden genoemd. Die boeren bestierden landbouwbedrijven van grote omvang en waren over het algemeen niet onbemiddeld. Voor de lokale CPN-stemmers waren ze ordinaire kapitalisten. 

Westerman vertelt hun geschiedenis; zowel de teloorgang van het lokale communisme als de rationalisatie en uiteindelijke ineenstorting van de landbouw ter plaatse komen aan de orde. De dramatis personae, zoals Westerman ze noemt, komen allen aan het woord. Naast de communist, de herenboer en de verteller zelf,  is dat de landbouwcommissaris. Met die laatste persoon wordt Sicco Mansholt bedoeld. Hij schopte het, sinds de stichting van zijn eigen boerenbedrijf in de net drooggelegde Wieringermeerpolder, in vijfentwintig jaar tijd tot Landbouwcommissaris van de Europese Gemeenschap. Zijn levensverhaal wordt door de schrijver beschreven als een soort parallel aan de ontwikkelingen in het Oldambt.
Want wat Mansholt in gang zette, had uiteindelijk grote gevolgen voor de Europese landbouw en veeteelt in het algemeen, maar op weinig plekken waren die gevolgen beter te zien dan in noordoost Groningen. 
 
In jaren zestig en zeventig vond in Europa, op instigatie van de Europese Gemeenschap (i.c. Mansholt) een enorme rationalistatie in de landbouw en veeteelt plaats. Bovendien garandeerde Mansholt een minimumprijs voor onder andere het graan, door import van buiten de EG tegen te gaan. Het resultaat was een groei van de productie waarmee de EG uiteindelijk geen weg meer wist. Het was de tijd van de boterbergen, de melkplassen en de graanoverschotten. De productie schoot primaire doel van Mansholt, een Europa dat te allen tijde in zijn eigen voedsel kon voorzien, volledig voorbij.
Uiteindelijk  leidde dat, wat de graanproductie betreft, rond 1990 tot de zogenaamde braaklegregeling. De herenboeren van het Oldambt kregen van de EG subsidie voor elke hectare akkerbouwland die zij braaklegden. Later kreeg die regeling overigens de vorm van een verplichting: de boeren moesten elk jaar een bepaald percentage van hun grond uit productie halen. 
Voor het Oldambt zelf bleek het middel erger dan de kwaal. Wat er buiten de akkerbouw nog aan lokale bedrijvigheid restte (voornamelijk de strokartonindustrie en andere landbouw-gerelateerde werkgelegenheid) zakte in elkaar. 

Ondertussen kwam de milieubeweging op en daarmee de aandacht voor natuurbescherming. Een ambitieus plan om de industrie van Winschoten en omgeving nieuw leven in te blazen met de aanleg van een nieuw kanaal, dat met een zeesluis bij de Punt van Reide de wereldzeeën voor noordoost Groningen zou ontsluiten, sneuvelde door het toedoen van vogelliefhebbers en de omslag in het denken die inmiddels bij de Rijksoverheid gestalte kreeg. Water, vond men, moest wel degelijk de ruimte krijgen, maar niet op deze manier.

Alsof de overheid duidelijk wilde maken hoe het dan wel moest, met dat water, ontstond tenslotte het plan voor de Blauwe Stad, dat een aanzienlijk deel van het Oldambt en het al dan niet braakgelegde bouwland opofferde aan een watersport-, natuur- en woongebied, en waarvoor meer dan 800 hectare bouwland onder water werd gezet. Zelfs de nog steeds grotendeels communistische gemeenteraad van Reiderland ging ermee akkoord. Opnieuw werden boeren uitgekocht.

De Blauwe Stad stond, nadat het plan in 2004 in uitvoering was genomen, lang te boek een mislukking. De rijke pensionado's uit het westen, die rond het meer dure villa's zouden gaan bouwen, kwamen niet. Nu, ruim vijftien jaar na de start van het project en na het bijstellen van de ambities (er worden nu ook goedkopere kavels en woningen aangeboden) lijkt het beter te gaan. Ook als toeristische trekpleister lijkt het te werken. Voorheen was er in het gebied, voor kilometers in de omtrek, geen kop koffie te koop. Inmiddels floreren de terrassen. Dat de Groningers gevoel voor ironie hebben blijkt uit het feit dat Sicco Mansholt in Blauwestad een standbeeld heeft gekregen. Hij maakte de ontwikkeling van het plan nog mee en was daarvoor al tot het inzicht gekomen dat natuur belangrijker was dan landbouwgrond.




 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In de druk van De graanrepubliek die ik las, heeft Westerman nog een laatste hoofdstuk toegevoegd . Daarin blijkt dat het met de boeren in het Oldambt nog lang niet gedaan is. De braaklegregeling kwam op 1 januari 2008 te vervallen.  Door allerlei ontwikkelingen op de wereldmarkt  is de graanprijs weer gaan stijgen. Inmiddels was die hoger dan de prijs die Mansholt ooit garandeerde. Het voorlopige eind van het verhaal is dus dat de overgebleven boeren stug doorgaan.

Dat gegeven brengt ons min of meer in het heden. De productiebeperking uit de jaren negentig had een economische reden. Het bevorderen van soortendiversiteit werd nog volledig gezocht in het scheppen van nieuwe natuur. Dat stikstof vanuit mest daar ook invloed op had, werd misschien wel onderkend, maar overschaduwd door economische belangen. Ook in 2008 was al duidelijk dat er een probleem was met de opwarming van de aarde. De akkerbouwers mochten echter nog even doorgaan zoals ze voor 1990 hadden gedaan. In Nederland tot het moment waarop bleek dat de regering niet aan de aangegane milieuverplichtingen kon voldoen en diezelfde regering maatregelen moest aankondigen die de boerenstand nogal rauw op het dak vielen. Wat op zijn beurt weer leidde tot een ingereden deur van Groningse Provinciehuis en een Malieveld vol met tractoren.

Wat er ook ineens is gebeurd, na de protesterende boeren en de Corona-crisis: de Tweede Kamer komt tot inzichten die bij iedereen met enig sociaal gevoel al lang leven. CDA-ers die zeggen dat het met de dictatuur van de markt nu toch maar eens afgelopen moet zijn en een VVD-premier die verklaart dat Nederland toch ten diepste een socialistisch land is.

Wisselend beleid en veranderende inzichten. Je kunt er boeken over schrijven. En in tegenstelling tot wat je zou verwachten: mooie boeken.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten