Het afscheid van de Døvrefjell viel niet ècht zwaar.
Het weer was na een paar dagen met veel zon, maar van lieverlee dalende temperaturen weer buiïger geworden. Op onze laatste dag aldaar zouden vlakbij, in Dombås, de eerste sneeuwvlokken van na de zomer zijn gevallen. We hebben ze zelf niet gezien, maar het alwetende Google dacht het te weten. Bovendien wilden we genoeg tijd overhouden voor de thuisreis en tegelijkertijd ook nog wat van Zweden zien.
Eind jaren '90 van de vorige eeuw was ik al eens in Zweden, maar heb toen alleen Stockholm gezien. Het was een studiereis met de studentenvereniging Stylos van de Faculteit Bouwkunde van de TU-Delft, waar ik toen werkte. Veel kan ik me er niet meer van herinneren, maar wèl dat hier en daar lussen van electriciteitsdraden uit regenwaterafvoeren, die op de openbare weg uitkwamen, staken. Het bleek dat die in vorstperiodes met sneeuw de regenpijpen verwarmden, om te voorkomen dat ze verstopt raakten met ijs, waardoor bij de eerste dooi de dakgoten zouden gaan overlopen, waarbij het dooiwater ongecontroleerd op straat zou kletteren.
De reis van Dovrefjell richting Zweden liep in ons geval via het Gudbrandsdal, Hamar, Elverum en Kongsvinger. Vanaf Elverum loopt de weg door de vallei waardoor de Glomma stroomt . Een rustige rivier, die vanwege de vele zandbanken soms een beetje aan de Loire doet denken. De weg loopt hier hoofdzakelijk door cultuurland, met vrij veel bewoning. De bossen beginnen pas op een enige afstand van de rivier .
We overnachtten, net ten noorden van Kirkenær, op een parkeerplaatsje langs de weg èn naast de rivier, met een keurig onderhouden toilet; de campings op dit deel van de route zijn schaars. 's Morgens bij het eerste ochtendkrieken hoorden we wat gerucht bij het toilet; de schoonmaker (m/v; we hebben hem of haar niet gezien) deed zhaar werk. Toen we eenmaal ècht wakker waren en de zon boven de heuvel aan de andere kant van de weg uitkwam, bleken en op de zandbanken in de rivier groepen van tientallen kraanvogels te bivakkeren. Vrij ver weg, maar met de kijker goed te herkennen.
Kongsvinger is een oude vestingplaats met een serieus, hooggelegen fort, dat de vallei en de rivier overziet. Waarschijnlijk is de plaats een uitgebreider bezoek waard, maar wij hebben er bij de lokale Circle K slechts onze auto opgeladen en koffie met koek genuttigd.
Na het passeren van Kongsvinger wordt het landschap weer bossiger en minder gecultiveerd. Bij de grens is geen enkele sprake van enige douane-activiteit, ondanks het gegeven dat Noorwegen in economische zin niet bij de de Europese Unie hoort. Wèl valt op dat er direct ná de grens meer Noorse auto's rijden dan Zweedse. Het vermoeden rijst dat veel Noren uit de grensstreek boodschappen doen in Zweden.
Het landschap blijft grotendeel hetzelfde: veel bos, met hier en daar plukjes cultuurland. Wel zijn er nu ook de nodige meren van variërende grootte en weer veel vakantiehuisjes, vooral bij de meren.
Bij Åmål bereiken we bijna de oever van het Vänernmeer. Het is volgens Wikipedia het grootste meer van de Europese Unie, maar blijft echter voorlopig nog verborgen achter de horizon, omdat de weg naar het zuiden op enkele kilometers van het meer blijft. Die weg leidt vanaf hier weer door uitgebreide graanvelden
Vijftig kilometer verder vinden een aardige landelijke camping aan het meer, met een klein jachthaventje. Vandaar naar het noordoosten kijkend is er inderdaad een strakke horizon met alleen maar water. De overkant van het meer is niet te zien.
Hier is aan de oever van het meer nog het een en ander aan bos.
Het weer in Zweden is op dat moment een stuk beter dan in Noorwegen. De temperatuur zit hier overdag nog rond de 20 graden en het is zonnig.
De volgende dag rijden we door in de richting van Vänersborg, dat een mooi oud centrum blijkt te hebben, met veel gebouwen die meer dan honderd jaar oud zijn. Ook een uitgebreider bezoek waard, vermoed ik. Wij gaan echter door naar Hunnebergs Gård, een combinatie van een kleine camping en een hostel, waar je een kamer kunt huren en daar overnachten. Men heeft in het hostel ook weer een grote keuken waar we een eenvoudige, doch voedzame maaltijd kunnen bereiden, die we vervolgens nuttigen in de grote 'huiskamer'. Het hostel is gevestigd in statig 19e eeuws landhuis. Slapen doen we in ons campertje. We zijn er een paar dagen gebleven. Een fijne rustige plek, met een paar oude loofbomen, waarin we regelmatig Boomklevers en Spechten horen en zien.
Het landhuis ligt tussen het stadje Vargön en het natuurreservaat Hunneberg - Halleberg. Aan dat reservaat zit een bijzonder verhaal vast. Het vormt een soort enclave in het omringende, tamelijk grootschalige cultuurland, dat daarnaast wordt gekenmerkt door een paar flinke stedelijke agglomeraties. Naast Vänersborg en Vargön ligt namelijk ook de industriestad Trollhättan, ooit de hoofdvestigingsplaats van SAAB, op minder dan 10 km. van het gebied.
Hunneberg - Halleberg bestaat uit twee plateau's die zich een kleine honderd meter boven het omringende vrij vlakke landschap verheffen. Het zijn een soort tafelbergen die bestaan uit vulkanisch gesteente, het gevolg van een ondergrondse vulcanische eruptie van miljoenen jaren geleden, waarbij de lava zich als een pannekoek in de ondergrond heeft verspreid. Na de stolling daarvan heeft zich, in de miljoenen jaren daarna een proces van bodemdaling en erosie voltrokken, waardoor de pannekoeken van graniet aan de oppervlakte zijn gekomen en uiteindelijk als genoemde tafelbergen boven het omringende gebied uitsteken.
Deze tafelbergen hebben nu een toplaag van veen, begroeid met bos. Sommige delen liggen lager dan andere en daar hebben zich moerassen en meertjes gevormd.
Het gebied is klein; Hunneberg en Halleberg zijn samen pakweg 70 vierkante kilometers groot, desondanks herbergt het gebied ongeveer 90 elanden. Beide plateaus worden gescheiden door een vijfhonderd meter brede vallei, die ruwweg van zuidwest naar noordoost loopt.
We hebben er een paar wandelingen gemaakt. Onder andere naar de noordelijk punt van Halleberg, die steil afdaalt in het Vänernmeer en een wijds uitzicht over dat meer biedt. Zie het plaatje waarmee dit bericht opent.
Helaas hebben we opnieuw geen eland gezien.
Door dit deel van Zweden loopt ook het Götakanaal, dat zuid Zweden doorsnijdt van Söderköping aan de Baltische Zee tot Gotenburg aan de Skagerak/Noordzee. Het kanaal maakt daarbij zoveel mogelijk gebruik van bestaande meren en rivieren en passeert ook het Vänernmeer. Omdat het Vänernmeer enkele tientallen meters boven zeeniveau ligt is onder andere bij Trollhättan een sluizentrap aangelegd met kolken die per stuk een verval van om en nabij de tien meter hebben. Wat meer dan we in Nederland gewend zijn; hier is dat zelden meer dan 2 m. We zijn er natuurlijk even gaan kijken. Het heeft nog steeds enige economische betekenis, maar meeste gebruikers zijn plezierboten.
De verdere reis verliep, om een beetje op te schieten, voornamelijk over autosnelwegen. Eerst langs Gotenburg naar Malmö, waar we nog een korte stop hebben ingelast in Falsterbo, net ten zuiden van Malmö.
Het was inmiddels eind augustus en we hadden enige hoop dat er misschien al wat van de vogeltrek te zien zou zijn. Want om dat laatste staat Falsterbo bekend. Omdat de Sont, de zeestraat tussen Zweden en Denemarken hier op z'n smalst is, kiezen veel vogels die vanuit Scandinavië naar het zuiden willen deze plek om over te steken naar Denemarken.
Onderweg, tussen Gotenburg en Malmö zagen we vanuit de auto regelmatig één of meerdere Rode Wouwen; mogelijk waren ze op weg naar Falsterbo.
Het dorp Falsterbo zelf doet denken aan de dorpen op de Nederlandse en Duitse Waddeneilanden. Er staan veel huizen en huisjes van rond de eeuwwisseling 1900 en ik vermoed dat het van oudsher populair is als badplaats.
Wij hebben een half uurtje rondgewandeld over de golfbaan die het dorp scheidt van de zee en even gepost bij het pittoreske vuurtorentje, maar de enige vogel die zich, buiten enkele kokmeeuwen, vertoonde was een havik. En dat is, bij mijn weten, niet eens een trekvogel.
Zweden beviel ons wel.
De natuur in Zuid Zweden is minder groots dan op de Lofoten, op de Noorse hoogvlakten en bij de Noorse fjorden, maar in vergelijking met Nederland nog steeds heel uitgestrekt en oorsppronkelijk. Ook vanaf de snelweg tussen Trollhättan en Malmö was er landschappelijk nog genoeg te genieten. Het lijkt erop dat Zweedse horeca wat betaalbaarder is dan die in Noorwegen. Bij het bezoekerscentrum van Hunneberg genoten we van een uitstekende warme lunch tegen een heel redelijk bedrag. De Zweden zelf zijn ook wat toeschietelijker dan de Noren, lijkt het. Misschien moeten we het land in de toekomst nog eens wat uitgebreider bekijken.
Over de snelweg op weg naar de brug over de Sont zie je weinig van Malmö, hoewel de stad vlak naast de brug ligt. Hetzelfde geldt voor Kopenhagen, dat eveneens net te noorden van de brug ligt. De brug zelf is een imposant ding, net als de brug over de Grote Belt, anderhalf uur rijden verderop.
Na Noorwegen en Zweden is het Deense landschap nogal gewoontjes; Zuid Limburg is op veel plekken mooier.
We overnachten wederom op een parkeerplaats, waar zomaar een heel troepje Roeken zit, een vogel die we in Nederland betrekkelijk zelden zien.
Na nog een laatste brug, over de Kleine Belt, zijn we op het vasteland van Jutland en slaan we af richting Duitsland.
Het noorden van Duitsland confronteerde ons met de nodige files rond Hamburg en tussen Hamburg en Bremen. Men is daar al een aantal jaren met nogal ingrijpende wegwerkzaamheden bezig, waar we al eerder, en nog veel erger dan nu het geval was, mee te maken hebben gehad. We gaan binnenkort graag nog eens terug naar Scandinavië, maar beginnen het te betreuren dat alle routes er naar toe door Duitsland lopen.
Thuisgekomen blijkt dat de auto sinds vertrek uit Nederland zo'n 7000 km. heeft afgelegd. Ik heb daarvan maar ongeveer de helft meegemaakt. Mijn vrouw heeft elke kilometer gereden. Dat was haar wens en ze heeft er eveneens van genoten.
Het was een road trip in z'n meest genietbare vorm.



