maandag 4 november 2013

Eilanden in de lagune



















De jongeman die bij elke halte het landvast om een bolder gooit, heeft het zwaar. Om de paar minuten wringt hij zich, ondertussen "permesso, permesso" prevelend, van de stuurhut van de Vaporetto, door de menigte op het opstapdek, naar het schuifhek aan stuur- of bakboord.
Als de boot stil ligt, legt hij de landvast om de bolder op het ponton en zet het vast op een kikker aan boord. De schipper geeft een beetje gas, waardoor de boot tegen het ponton wordt getrokken. De jongeman maakt het schuifhek los en duwt het open. Een deel van de menigte gaat van boord. Een deel van de wachtenden op het ponton volgt de omgekeerde route.

De meesten zijn toeristen. Deze stad draait om hen. Zonder de toeristen zou ze allang geen bestaansrecht meer hebben. De meesten hebben nooit eerder een stad als deze gezien. Op ongeveer zes vierkante kilometer land, dat minder dan een meter boven het wateroppervlak uitsteekt, is lang geleden een stad gebouwd. Buiten enkele pleinen van variërende grootte, kent deze stad geen openbare ruimten die veel breder zijn dan tien meter. Ze lijkt op miraculeuze wijze te zijn ontsnapt aan de 20e eeuw. De enige dingen met wielen in de stad zijn de steekkarretjes van de mannen die de stad bevoorraden. Treinen en bussen komen niet verder dan de westelijke stadsrand. Zelfs fietsen zie je er niet.




















Het enige vervoermiddel dat er hier toe doet, is de boot. Naast een doolhof van smalle straten en stegen is er namelijk een bijna even groot doolhof van grachten en grachtjes. Dwars door de stad slingert zich het Canal Grande, wat je de hoofdontsluitingsroute zou kunnen noemen. Aan het ene uiteinde liggen het bus- en het treinstation; aan het andere de grootste toeristische attracties.
Wie een beetje nadenkt over economie en stedenbouw vraagt zich al snel of hoe de stichters van deze stad ooit op dit idee zijn gekomen. Een stad met een dergelijke bebouwingsdichtheid, volledige geïsoleerd van het vaste land. Geen ruimte voor groen of gelegenheid om iets eetbaars te verbouwen. Het profiel van de straten en stegen is niet geschikt voor mensen met claustrofobie. Tegenover een breedte van twee tot vier meter staat een bouwhoogte die vrijwel altijd meer dan tien meter is.
Voor de doden is geen plaats. Die worden begraven op hun eigen eiland, op vierhonderd meter afstand van de stad.
Desondanks bestaat er vermoedelijk geen schilderachtiger stad dan deze. Alle plekken lijken weliswaar op elkaar, maar ze zijn allemaal een foto waard. Er bestaat een merkwaardige balans tussen aangeharktheid en verval. De funderingen zuigen het brakke water op en bij gebouwen die al wat achterstallig onderhoud hebben, is het stucwerk van de onderste meters er meestal af gevallen. Waardoor de prachtige textuur van het rode metselwerk één van de constante tonen in het beeld is.
























De moderne tijd heeft alleen aan de randen geknabbeld. Tussen het busstation en de oude stad heeft Santiago Calatrava, één van de architectuur-iconen van onze tijd, een brug gebouwd. Jammer genoeg heeft hij het ritme van de treden niet goed gekregen. Ze verschillen van lengte en wie niet oplet, kan makkelijk struikelen. In het middeleeuwse centrum zijn de meeste bruggen vijfhonderd jaar oud, of ouder. Die lopen wèl goed.
Hier en daar stinkt het. Een lekkend riool, misschien. Maar soms ruik je, midden in het stadscentrum, waar een steeg een grachtje kruist, de zee.

Een ander perspectief. Ongeveer een kwartier geleden heeft de Vaporetto de Fondamente Nove verlaten en is een noordelijke koers gaan varen. Het is windstil; het zicht is matig. De zon doet pogingen om door de nevel te breken, maar vooralsnog zonder blijvend succes. De stad met zijn torens en koepels is nog als een vage contour achter de boot zichtbaar. Het water is, buiten het zog van de boot, rimpelloos.
Als de stad tenslotte door de mist is opgeslokt, lijken we door een onbegrensde ruimte voort te schuiven, begeleidt door het ruisen van boeg- en hekgolf en het gestamp van de dieselmotor onderin het schip.
We passeren nèt boven water uitstekende slikken en banken en zelfs een klein brokje land met een ruïne er op.
Na stops op twee andere eilanden, komt onze bestemming in beeld. Even laag als alle eilanden in deze lagune, maar buiten een paar bomen is er slechts één gebouw dat zich op de horizon toont. De zware bouwmassa van een  vroegchristelijke basilica, met de gebruikelijke campanile ernaast.



















We gaan aan land en lopen naar het enige bewoonde oord op deze platte koek. In de buurt van de basilica staan enkele woonhuizen en twee niet al te jonge gebouwtjes waarin een museum huist. In het ene pand bevinden zich vondsten uit de voor-christelijke periode van het eiland en het naburige vasteland. In het andere vinden we kunstobjecten uit de latere periodes tot de 16e eeuw, meestal van religieuze oorsprong. Het blijkt dat dit eiland tweeduizend jaar geleden al bewoond werd.
Eén van de tentoongestelde objecten is een bronzen beeldje uit het begin van onze jaartelling. Een muisje, dat iets eetbaars in zijn knuistjes heeft. Het is misschien vijf centimeter hoog. Iets om op de schoorsteenmantel te zetten. Niet gemaakt om een god of een andere belangrijke entiteit te eren, maar omdat de maker muisjes leuk vond en zin had om zo'n diertje te verbeelden. Wat mij betreft is het een blijk van beschaving van de eerste orde. Ontroerend.

Een paar eeuwen nadat het muisje gemaakt was, stortte het Romeinse Rijk ineen. Attila's Hunnen en daarna de Longobarden vielen de Veneto binnen. De stad Altinum, op het vasteland aan de rand van de lagune, werd verwoest en geplunderd. De bewoners vluchtten in eerste instantie naar dit eiland, dat nu Torcello heet. Rond de 10e eeuw hadden ze de basilica gebouwd en had het eiland 10.000 inwoners.

Toen de vaargeulen rond het eiland dichtslibden, week de bevolking van Torcello uit naar het eiland waarop heden-ten-dage Venetië ligt. De oudste gebouwen in die stad zijn gebouwd met bouwmateriaal dat kwam van de sloop van gebouwen op Torcello. De basilica bleef achter in eenzaamheid. Nu wonen er nog 60 mensen op het eiland.
Venetië groeide vervolgens uit tot een stadstaat die duizend jaar bleef bestaan en grote invloed uitoefende in het Middellandse zeegebied. Ontstaan uit lijfsbehoud, maakte de stad van de nood een deugd.



















Wat nu resteert is een enorme tourist trap. Maar wat voor één! Werkelijk niets is te vergelijken met dit openluchtmuseum. Amsterdam 'het Venetië van het Noorden' noemen is een belediging. Voor Venetië, wel te verstaan.
De lagune is een monument voor tweeduizend jaar beschaving. In Venetië is de tijd stilgezet. Er zal nooit meer iets veranderen. Zolang men in het handhaven van die precaire balans tussen grandeur en verval blijft investeren, zullen de toeristen blijven komen. Door hen gevoed zal de stad overleven. De bezoekers zullen tot in alle eeuwigheid maskers kopen en glas van Murano. De negers zullen nog steeds op de bruggen staan met hun tassen. Andere gelukszoekers slijten nog altijd gadgets uit China, die op dat moment voor een paar tientjes per honderd op de kop getikt kunnen worden en vervolgens voor vijf euro per stuk weer worden verkocht. Deze maand waren het overdag klodders van een soort gel die, als je ze op het plaveisel smeet, de meest groteske vormen aannamen, om daarna weer tot de oorspronkelijke klodder te transformeren. 's Avonds verkocht men een soort helikoptertjes met ledjes erin, die tientallen meters de lucht in werden geschoten om daarna al draaiend en flikkerend langzaam terug te zakken naar de aarde.
Ik heb niets gekocht, behalve een paar boekjes over cultuur en geschiedenis. Ik hàd graag een modelletje gekocht van wat voor mij hèt symbool van de stad is: de Vaporetto. Ik heb ze nergens gezien.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten