Eigenlijk had ik had ik afgelopen
zondag willen gaan kijken bij de zogenaamde ‘Zandmotor’ die aan
de Zuid-Hollandse kust tussen Kijkduin en Terheijde is opgespoten.
Vanwege de dreigende buien met hagel en natte sneeuw werd het in
plaats daarvan het Haagse Gemeentemuseum. Daar loopt sinds een paar
dagen een tentoonstelling met het werk van Alexander Calder. Ik had
nog nooit van Calder gehoord, terwijl sommige andere Nederlanders
ooit meenden dat hij de belangrijkste Amerikaanse kunstenaar van zijn
tijd was. Dat staat me netjes, dus.
Het belangrijkste werk van Calder
vormen zijn sculpturen van koperdraad en zijn mobiles. Op de
tentoonstelling zijn echter ook schilderijen van hem te zien.
Het thema
van de tentoonstelling is de ontmoeting van Calder en Mondriaan, begin jaren ’30 in
Parijs.
Calder runde in die tijd ook het
‘Cirque Calder’ waarin hij thuis, tussen de schuifdeuren, met
behulp van draadfiguren van mensen en dieren een circusvoorstelling
opvoerde voor vrienden en bekenden. Ook Mondriaan kwam er naar kijken
en korte tijd later ging Calder op bezoek in Mondriaan’s atelier.
Het bezoek had tot gevolg dat Calder,
die tot op dat moment mensen en dieren als herkenbare onderwerpen had
verbeeld, in een periode van enkele weken overschakelde van
figuratieve naar abstracte kunst en ook daarna alleen abstract werk bleef
maken
Een duidelijk en aanwijsbaar keerpunt
in Calder’s artistieke loopbaan dus, maar het gegeven heeft de
makers van de expositie ertoe gebracht er een soort gemengde
Calder/Mondriaan tentoonstelling van te maken. Er hangen ook een
aantal schilderijen van Mondriaan. Erg functioneel is dat niet, vind
ik, want de enige overeenkomst tussen het werk van Mondriaan en de
abstracte Calder is naar mijn smaak het gegeven dat beiden abstracte
kunst maakten. Waar Mondriaan werkt met strenge orthogonale patronen,
zijn de draadplastieken en mobiles van Calder veel vloeiender en
onregelmatiger van vorm. Sommige van zijn mobiles doen denken aan de
lijnvoering en de fragmentarische vormen van Miro. Ik zie persoonlijk
geen enkele relatie met de vormentaal van Mondriaan.
In begeleidende teksten probeert men echter
duidelijk te maken dat het werk van beide kunstenaars beweging
uitdrukt. Waar Calder het soms letterlijk zoekt in beweging en soms
in de ruimtelijkheid van zijn werk, waardoor het van vorm verandert
als je er omheen loopt, zouden veel van Mondriaan’s schilderijen
ritme uitbeelden. Mede om die reden heeft men de ‘Victory
Boogie-Woogie’ (uit 1944) maar weer eens van stal gehaald. Dat
schilderij (dat overigens van dichtbij meer lijkt op knip- en
plakwerk met al die opgeplakte strookjes) drukt inderdaad ritme uit.
Dat moet ook bijna wel, met zo’n naam. Ritme heeft een relatie met
beweging, maar als parallel met het werk van Calder vind ik het wat
vergezocht. De schilderijen die Mondriaan begin jaren ’30 maakte,
hebben dat ritmische aspect trouwens veel minder en dat is nu juist
de periode waarin Mondriaan Calder zou hebben beïnvloed.
Daar komt nog bij dat wordt gesteld dat
beide kunstenaars intuïtief te werk gingen. Van Calder wil je dat
zonder meer aannemen. Ondanks het gegeven dat op een filmpje uit de
jaren ’30 te zien is dat Calder wel degelijk ontwerpschetsen maakte
voordat hij draad begon te buigen. Het werk van Mondriaan maakt een
veel minder spontane indruk. Zonder te willen beweren dat Mondriaan
uiterst planmatig werkte, moet me toch van het hart dat de manier
waarop men verbindingen probeert te maken tussen het werk van
Mondriaan en Calder geforceerd overkomt.
Je zou bijna denken dat de
tentoonstelling een dubbele agenda heeft.
Wil men het beeld van Mondriaan als
kunstenaar met strenge, bijna calvinistische principes bijstellen en
aanpassen aan de tijdgeest, die soms nogal neigt naar zweverigheid en
verheerlijking van het impulsieve en irrationele? Zijn er teveel
mensen die vinden dat de aanschaf van de ‘Victory Boogie-Woogie
veel te veel geld (37 miljoen Euro, om precies te zijn) heeft gekost
en moet daarom het belang van het schilderij te pas en te onpas
worden benadrukt?
Op die vragen biedt de tentoonstelling
vanzelfsprekend geen antwoord, maar ze kwamen, terwijl ik er doorheen
liep, onstuitbaar bij me op.
Desondanks; voor wie maar enigszins in
beeldende kunst geïnteresseerd is, is het werk van Calder en daarmee
de expositie, meer dan de moeite waard. Ook het niet abstracte werk
van voor 1930 heeft een hoge ruimtelijke kwaliteit. Het filmpje
waarop Calder’s circus in actie is te zien, is af en toe regelrecht
hilarisch. Het doet vermoeden dat Calder ook gevoel voor humor had.
In een begeleidende tekst wordt een
gesprek tussen Calder en Mondriaan gememoreerd, waarin Calder tegen
Mondriaan zegt dat zijn werk nog beter zou zijn als het zou bewegen.
Mondriaan reageert daarop met de stelling dat zijn schilderijen in hun bestaande
vorm “al snel genoeg” waren. Mogelijk bedoelde Mondriaan dus wel
degelijk en al in de vroege jaren ‘30 beweging weer te geven.
Alles op een rijtje zettend is Calder daar toch beter in geslaagd, vind ik.
Alles op een rijtje zettend is Calder daar toch beter in geslaagd, vind ik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten