zaterdag 11 november 2023

Hildo

























Hildo en zijn vrouw Anne waren al twintig jaar mijn overburen, voor ik Hildo ècht leerde kennen. In die twintig jaar waren we incidenteel wel eens bij elkaar over de vloer geweest, maar door allerlei oorzaken, waar ik kortheidshalve niet verder over zal uitweiden, was er nooit een sterke vertrouwensband ontstaan. 
Hildo en en Anne waren duidelijk een stuk ouder dan ik. Ongeveer vijftien jaar, bleek achteraf. Toen covid de kop opstak, waren ze voor mijn gevoel kwetsbaarder voor besmetting dan ik zelf was. Bovendien was Hildo blind. Hun enige kind, een dochter, woonde met haar man in Antwerpen. 
In een opwelling van mede-menselijkheid bood ik omstreeks april 2020 aan om boodschappen voor ze te doen, zodat ze zich niet noodgedwongen onder de mensen behoefden te begeven en zodoende hun besmettingsrisico konden beperken.
Het aanbod werd geaccepteerd en vanaf dat moment ging ik wekelijks, op vrijdag of zaterdag met hun boodschappenkarretje voor hen naar Albert Heijn, die hier op ongeveer 500 m. afstand zit. 

Tot begin juni van dat jaar ging alles op die manier z'n gangetje.
Op zeker moment, het was een warme, zonnige dag geweest, zaten mij vrouw en ik achter het huis op ons balkon te eten, toen er een ambulance, met werkende sirene, door de Museumstraat roste. Het klonk alsof hij in de buurt stopte. We zijn geen sensatiezoekers, die bij elke calamiteit vooraan willen staan en we gingen er vanuit dat de ambulance werd bemand door capabel personeel, dat niet op onze hulp zat te wachten. We aten derhalve rustig door, in het vaste vertrouwen later nog wel te horen welk noodlot in de omgeving had toegeslagen.
Een uur later werd er gebeld. Mijn buurman Pieter, die vertelde dat Anne was overleden. Ze was, ik verzin dit niet, gestikt in een gehaktbal. 
Hildo was, toen hij doorkreeg wat er aan de hand was (hij kon het niet zien), in paniek de straat op gerend en had een willekeurige voorbijganger aangeklampt. Ook de buurman die links van hem woonde was er bij geweest. Wat hem, vertelde hij me achteraf, een tamelijk traumatiserende ervaring had opgeleverd. Ze hadden, tot de ambulance arriveerde, samen het één en ander geprobeerd, maar toen de ziekenbroeders het overnamen was het eigenlijk al te laat. Toen Anne enkele dagen later werd gecremeerd, kon ik daar niet heen, want: covid.

Vanaf dat moment was ik niet alleen de man die boodschappen deed voor Hildo, maar ook degene met wie hij wekelijks, voor het doen van de boodschappen, zo'n anderhalf uur van gedachten wisselde over dingen die hem in de voorgaande week zijn hadden beziggehouden.
Want Hildo mocht dan weliswaar nauwelijks meer de deur uitkomen; hij luisterde constant naar de radio en was van het hele wereldgebeuren op de hoogte. 
Hij had ook een stoïcijnse karaktertrek. Van verdriet over zijn plotseling overleden vrouw liet hij weinig blijken. In plaats daarvan wisselden we verhalen uit over de actualiteit, onze jeugd en onze reizen. Zo kwam ik er ook achter dat hij niet blind was geboren. Tot ongeveer 50-jarige leeftijd was zijn gezichtsvermogen normaal geweest. Veel beelden uit de tijd voor zijn blindheid waren bewaard gebleven als herinneringen. 
Hij moet strijdvaardig met zijn opkomende blindheid zijn omgegaan en bovendien was een zekere kunstzinnigheid hem niet vreemd. Hij was gaan beeldhouwen. Er stonden de nodige beelden en beeldjes van zijn hand in huis. Zelfs van de blindengeleidehond die hij een tijdje had, maakte hij een beeldje. Ik heb de levende hond ook gezien; het beeldje was een perfecte karakterisering van het beest

Hildo bleek, ondanks zijn handicap, ook verbazingwekkend goed in staat om elke dag een warme maaltijd klaar te maken. Daarbij werd onvermijdelijk soms behoorlijk geknoeid; de inductie-kookplaat in de keuken zag er, nèt voordat zijn schoonmaakster langskwam, meestal uit als een beest. 
Aanvankelijk at hij nog regelmatig verse groente, later werden dat in toenemende mate kant-en-klaar maaltijden, die hij in de magnetron schoof. Die kon hij ook blindelings bedienen. En vis, veel verse vis. Hij was een groot liefhebber van Zeebaars en Zwaardvis en als dat er onverhoopt niet was, ik kocht dat altijd op de markt, kon een tong ook wel. En soms paardeworst; een hele of een halve. Dat was afhankelijk van de vraag of zijn dochter met haar hond en zijn kleinzoon binnenkort nog langskwam.

Nadat het vaccineren was begonnen, duurde het nog behoorlijk lang voor hij een oproep kreeg voor een injectie met het vaccin van zijn keuze. Hij wilde namelijk persé het Jansen-vaccin. Uiteindelijk zijn we samen, op een regenachtige avond, naar een priklocatie aan de rand van de stad gereden. Toen bleek al dat zijn loopvermogen behoorlijk was teruggelopen. Op de terugweg van de vaccinatieruimte naar de auto mochten we gelukkig een rolstoel lenen.
Dat was eigenlijk al een voorteken.

Toen de covid-storm een beetje luwde, probeerde ik hem af en toe wel eens zover te krijgen om weer een eindje te wandelen door de stad, wat hij voor covid regelmatig deed. Omdat hij een lange pluizige baard had, altijd een soort van leren cowboy-hoed droeg en met zijn stok tikkend en schrapend over het trottoir zijn weg zocht, was hij een bekende verschijning in de binnenstad. Als ik in een winkel of bij een marktkraam vertelde dat ik boodschappen deed voor mijn blinde overbuurman, wist men meestal wel over wie het ging.
Maar Hildo vertoonde, toen het weer kon, weinig animo om naar buiten te gaan. Veel meer dan de hele dag op de bank zitten, naar de radio luisteren en voor zijn natje en droogje zorgen, deed hij eigenlijk niet meer. 

Hildo was een meester in het regelen van zaken via de telefoon. Als hij wat nodig had, of er moest iets worden geregeld, dan ging hij bellen. Hij deed dat met inzet van alle middelen. en schroomde ook niet om zijn blindheid als argument in de strijd te gooien. "Ik ben bind, meneer, en ik ben aan huis gebonden! U moet hierheen komen!" 
Op zeker moment moest er een nieuwe matras voor een een-persoonsbed komen. Iemand van de matrassenwinkel kwam opmeten hoe groot hij moest zijn, en een week later sliep Hildo beneden in de woonkamer, op zijn nieuwe matras. Hij kon het niet meer opbrengen elke avond de trap op te gaan naar zijn slaapkamer.

Zo werd het 2022. De groente was al een tijdje van de boodschappenlijstjes, die we samen opstelden, verdwenen. Wèl altijd een pak stroopwafels en veel sinaasappel- en druivensap.
Als je iemand regelmatig ziet, dan vallen veranderingen in gedrag en eetpatroon niet zo snel op, maar achteraf bekeken leefde Hildo uiteindelijk vooral op vocht en suiker, denk ik.
Soms werd zijn gedrag ook tijdelijk minder coherent. Op zeker moment dacht hij dat de stroom was uitgevallen, omdat de magnetron het niet meer deed. Dat kon ik in de meterkast snel genoeg controleren. De stroom was niet uitgevallen; Hildo was vergeten hoe de magnetron werkte. Het leek op de eerste verschijnselen van dementie, maar als we eenmaal in gesprek waren over andere actualiteiten klonk hij weer volledig bij de tijd.

Soms kwamen er nog andere mensen bij hem langs, zoals bijvoorbeeld zijn voorlezer. Hildo kon braille lezen, maar had daar kennelijk een hekel aan, dus kwam er in bepaalde periodes een kennis langs die een roman van zijn keuze voorlas. Af en toe kwam er met vaste intervallen ook nog iemand op bezoek vanuit de WMO. Die deed onder andere zijn administratie en zijn bankzaken. Het was waarschijnlijk deze persoon die het begin juni 2022 nodig vond om er een arts bij te roepen. Die constateerde dat hij vanwege zijn lichamelijke conditie moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Zijn voorlezer kwam het me vertellen.

Het viel me ondanks alles rauw op m'n dak. 
Had ik de zaak zelf verkeerd ingeschat en had ik eerder aan de bel moeten trekken bij zijn dochter en de instanties? Dat idee had ik niet gehad, de laatste keer dat ik hem zag, en dat kan nooit veel meer dan een paar dagen vóór zijn ziekenhuisopname zijn geweest.

Ik heb Hildo na zijn ziekenhuisopname niet meer gezien.
Wel heb ik, voor hij overleed, nog één of twee keer contact gehad met zijn dochter. Bij hem langsgaan in het ziekenhuis had niet zoveel zin meer, begreep ik.
Ik ben vanzelfsprekend nog wèl naar zijn uitvaart gegaan, maar het was toch een afscheid met gemengde gevoelens. Ik had hem graag nog alles verteld over vliegles die hij me, als dank voor mijn hulp, cadeau had gedaan. 
Maar die vond uiteindelijk pas plaats toen hij al meer dan een half jaar dood was.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten