dinsdag 29 oktober 2019

Bijzondere schrijvers




















Behalve de krant lees ik de laatste jaren weinig. Net nu ik min of meer de tijd aan mezelf heb, heeft een eigenschap die ik altijd al had vormen aangenomen die me helemaal niet bevallen, maar waar ik kennelijk geen goed verweer tegen heb.
Tien jaar terug noemde ik het nog "een brede belangstelling". Zodra ik iets tegenkwam dat me boeide, ging ik me erin verdiepen. Die onderzoekdrift ging alle kanten  op. De sporen die ik al doende volgde, liet ik soms na één artikeltje op Wikipedia weer rusten, maar vaker leidde het ene spoor naar het andere, of splitsten sporen zich. Dit soort activiteit is misschien aardig voor je algemene ontwikkeling, maar buiten veel feitenkennis leidt het in mijn geval uiteindelijk tot niets. Dat zo'n 'brede belangstelling' uiteindelijk wèl ergens toe kan leiden, behoort waarschijnlijk tot de uitzonderingen op de regel. Maar die uitzonderingen bestaan, zoals verderop zal blijken.

Dat we tegenwoordig zoiets hebben als internet, heeft ervoor gezorgd dat het verschijnsel bij mij wat uit de hand is gelopen. Temeer omdat mijn aandachtsspanne behoorlijk lijkt te krimpen. Eenmaal aangeland op YouTube spring ik van de hak op tak, want over alles dat me interesseert is wel wat te vinden. Soms in hoeveelheden waar ik van z'n lang-zal-ze-leven niet doorheen kom. En omdat de algoritmes van YouTube ondertussen aardig greep hebben gekregen op wat ik leuk vind, presenteert het in de zijlijn van alles en nog wat dat nog meer afleiding biedt.
Het zorgt er weliswaar voor dat ik me nooit verveel, maar stiekum miste ik toch wel het aangename van de wereld zijn als je voor de volle honderd procent wordt geboeid door een boek. Omdat het vergezichten opent die je nog niet eerder zag en niet, zoals YouTube, je slechts steeds meer geeft van wat je al kende.

Gelukkig is er op zeker moment het fenomeen vakantiereis. In het geval van mijn vrouw en mij betekende dit: kamperen in Frankrijk. Van de wifi op de meest Franse campings valt niet veel te verwachten, dus nam ik een paar boeken mee, waaronder Honorair Kozak van Tommy Wieringa. Een bundel korte stukjes; merendeels reisverhalen. Precies goed voor mijn beperkte attention span. Een aardig boekje, dat me bijna benieuwd maakte naar een roman van Wieringa.
Eén van de stukjes in Honorair Kozak ging over een reis naar de Oostkust van Engeland. Wieringa heeft een reden om daarheen te willen: hij is een liefhebber van de Duitse schrijver W.G. Sebald en in diens boek De ringen van Saturnus wordt een wandeltocht door Norfolk en Suffolk beschreven.

Als u het recente epos over mijn zeiltocht naar Engeland hebt gelezen, dan weet u dat ik tijdens deze tocht Suffolk heb bezocht. Ik koester al jaren een warme belangstelling voor de Engelse oostkust. Voor mij reden genoeg om de De ringen van Saturnus ook te willen lezen.
De Openbare Bibliotheek had dit boek niet, maar wel een andere bundel van Sebald: Campo Santo. Dat boek maakte in ieder geval duidelijk waarop Wierenga doelt, als hij schrijft over de onnavolgbare stijl van Sebald.

Om het eufemistisch uit te drukken: Sebald is geen rechtlijnige verteller. Het begint vaak met een wandeling of een bezoek aan een bepaald landschap of stad. Maar behalve dat hij een goed oog heeft voor wat de Britten sense of place noemen; het wezen van de plek, kan alles wat Sebald ziet aanleiding zijn tot associaties die leiden naar complete geschiedenissen, die zich mogelijk op een totaal andere plek of zelfs in een ander werelddeel hebben afgespeeld. Of handelen over een persoon waarvan vrijwel niemand ooit gehoord heeft, maar die voor Sebald (en na het lezen van het verhaal ook voor u) betekenis heeft.
 Aldus verschuiven Sebalds teksten van een enkel beeld naar een verhaal dat reeds lang is bedekt door het stof van de tijd. De schrijver blaast erover en toont ons het bijna verloren gegane detail. Om na een aantal pagina's weer terug te komen bij de plek of het object dat dit exposé teweeg bracht.

Wieringa noemt bijvoorbeeld het verhaal verbonden aan de brug over de Blyth in de buurt van Southwold en het smalspoor-treintje dat daar ooit overheen reed.

















Sebald passeert die brug en het noemt het gegeven dat op de locomotief die deze trein trok een heraldische Chinese draak schijnt te hebben gestaan. De locomotief en de rijtuigen werden namelijk ooit gemaakt in opdracht van het Chinese Keizerrijk. Dit leidt tot een bladzijden lange verhandeling over de verwikkelingen aan het Chinese hof die tot deze bestelling hebben geleid. Eindigend met de reden waarom die trein nooit in China terecht is gekomen en zijn werkzame leven uiteindelijk sleet op een lokaal lijntje in Suffolk van slecht 8 km. lang.
En passant heeft Sebald wel even uitgelegd hoe het Chinese Keizerrijk ophield te bestaan, wat de inleiding was tot tientallen jaren kommer en kwel voor de Chinezen in de vorm van koloniaal optreden door de Europese grootmachten van rond 1900, gevolgd door de Japanse bezetting, eind jaren '30 en het communistische regime van Mao Zedong, eind jaren '40.

Zelf toonde ik in mijn stukje over de Deben een plaatje van Bawdsey Manor, een laat-negentiende eeuws landhuis bij de mond van die rivier. Wandelend langs de kust komt Sebald ook daar langs, temeer omdat hij de Deben wil oversteken met de Felixstowe Ferry, een voetveer dat op de noordoever vlakbij Bawdsey Manor aanlegt. Ook de geschiedenis van dit stately home wordt bij Sebald een verhaal op zich. Of eigenlijk is het meer het verhaal van de man die Bawdsey Manor liet bouwen en die binnen de traditionele Britse klassen-maatschappij van die tijd een buitenbeentje was. Een typisch geval van nieuwe rijkdom, in plaats van oud geld.
Zo passeren, verspreid over de pagina's van het boek een reeks van historische personen en de dorpen, huizen of objecten waaraan hun namen zijn verbonden de revue. En over alles en iedereen vertelt Sebald in een geanimeerde stijl, die soms, als de ruimte en verlatenheid van het moorland waar hij doorheen wandelt, of de optredende natuurverschijnselen hem bedrukken, iets hallucinerends krijgt.
Uiteindelijk blijkt het één van de meer fascinerende boeken te zijn die ik gelezen heb en aanleiding om meer van dezelfde schrijver ter hand te nemen.

Na The rings of Saturn (dat ik in het Engels  las, ondanks dat het oorspronkelijk in het Duits is geschreven) volgde On the Natural History of Destruction,
Sebald is een oorlogskind. Hij werd geboren in Zuid-Duitsland in 1944. Zonder de oorlog bewust te hebben meegemaakt, werd hij in zijn jonge jaren wel geconfronteerd met de staat waarin grote delen van Duitsland en met name de steden verkeerden, terwijl het Wirtschaftwunder op gang kwam. Hij zag de puinhopen en ook het gebrek aan van alles en nog wat, waaronder de Duitsers gebukt gingen.

Die herinneringen leidden uiteindelijk tot een onderzoek naar hoe de Duitse literatuur in de late jaren '40 en jaren '50 omging met Stunde 0 en het trauma dat deze verwoesting teweeg moet hebben gebracht. De aandacht van de schrijver richt zich voornamelijk op de gevolgen van de luchtoorlog die in de tweede helft van de oorlog tegen de Duitse steden werd ontketend en hoe daarover in het na-oorlogse Duitsland werd geschreven.
Voor mijzelf een interessant thema, omdat ik, zoals ik in oudere stukjes wel heb laten doorschemeren, een tijd hevig geïnteresseerd was in die luchtoorlog. Aanvankelijk zonder me veel zorgen te maken over de rechtvaardigheid of de desastreuze resultaten. De ruim vijftigduizend gesneuvelden van Bomber Command deden me meer dan de honderduizenden Duitsers die als gevolg van die bombardementen om het leven kwamen. Maar naarmate je langer met die oorlog bezig bent groeit het besef van het universele drama en het gegeven dat een voortijdige dood of onmenselijk lijden door mensenhand nooit rechtvaardig is.
Sebald kijkt er met eenzelfde blik naar. De vraag of de bombardementen Duitslands verdiende loon waren laat hij in het midden. Zijn conclusie is vooral dat de Duitsers hun eigen lijden altijd zijn blijven ontkennen. Het trauma, dat er moet zijn geweest, blijft in de literatuur, maar ook maatschappelijk, grotendeels onbesproken.

Sebald woonde de tweede helft van zijn leven in Engeland. Hij werkte vanaf 1970 aan de universiteit van East Anglia in Norwich, waar hij uiteindelijk hoogleraar in de Duitse literatuur werd.
Niet toevallig herbergden Norfolk en het daarnaast gelegen Lincolnshire de vliegvelden van waaruit de luchtoorlog tegen Duitsland werd gevoerd. Sommige van die vliegvelden liggen er nog, soms gedeeltelijk overwoekerd door de natuur, als stukken schuldig landschap.
Ik denk dat dit gegeven en de gevoeligheid van Sebald voor dit soort sporen, mede aanleiding was om uiteindelijk On the Natural History of Destruction te schrijven.

Het oeuvre van Sebald is helaas beperkt gebleven. In 2001 verloor hij als gevolg van een verkeersongeluk het leven. Hij werd slechts 57 jaar oud.

Er blijken ondertussen meer van dit soort schrijvers te zijn. Onbekend (in Nederland, althans) maar zeer lezenswaardig.
Toen wij vorige week enige tijd doorbrachten in het Franse huis van een oud-collega, vond ik daar een boek van Norman Lewis: Stemmen van de oude zee. Ik heb het nog niet uit, maar nu al weet ik dat ik meer van deze Lewis wil lezen. En hij heeft veel geschreven!

Tenslotte bracht internet (het staat niet helemaal vol met useless information) me, in de vorm van een stukje van een collega blogger, op het spoor van Patrick Leigh Fermor. Ik lees nu zijn Een voettocht lang Rijn en Donau. Ook het oeuvre deze Leigh Fermor is behoorlijk groot. Mogelijk voor jaren leesvoer.

Misschien komt het toch nog goed met mijn pogingen aan de klauwen van het internet te ontsnappen.