maandag 14 april 2014

Cultureel Den Haag




















Den Haag is eigenlijk best een leuke stad.

Gisteren probeerden L. en ik samen weer eens wat kwaliteitstijd te vullen, om er maar eens een anglicisme tegenaan te gooien. Het plan was: naar Den Haag c.q. Scheveningen en dan de museumjaarkaart weer eens flink benutten. Door bijvoorbeeld het Haags Historisch Museum, het Panorama Mesdag, Galerie Willem V of het museum Beelden aan Zee te bezoeken.
Uiteindelijk werd geparkeerd in de Van Karnebeekstraat en wandelden we vandaar richting het centrum. Daarbij kom je langs het Vredespaleis.
Ik heb dat gebouw altijd beschouwd als de verbeelding van de mislukte Volkenbond, die na de eerste wereldoorlog was opgericht. Een symbool van krachteloosheid. Het gebouw had daar sindsdien nogal overbodig gestaan, dacht ik.
De architectuurstijl van het Vredespaleis is die van de neo-renaissance, die nog actueel was in de jaren ’80 van de 19e eeuw, toen Cuypers het Rijksmuseum en het Centraal Station ontwierp, maar die in augustus 1913, toen het gebouw werd opgeleverd, de uiterste houdbaarheidsdatum al had overschreden. Of we nog van ironie kunnen spreken weet ik niet, maar precies een jaar later brak de eerste wereldoorlog uit.
Uit dit laatste blijkt overigens ook dat mijn link tussen Volkenbond en Vredespaleis maar ten dele klopte. Het gebouw is ouder dan de Volkenbond.

Aan het linker uiteinde van het hek waarachter het paleis staat, bevindt zich een bezoekerscentrum.  L. krijgt steeds meer belangstelling voor geschiedenis en mij kun je al sinds mijn kindertijd zonder probleem overal naar binnen sleuren waar de geschiedenis sporen heeft achtergelaten. Daarom besloten we even te kijken of het interieur van het Vredespaleis te bezichtigen was. Dat bleek niet het geval. Althans: niet op zondag 13 april. Op andere dagen meestal ook niet, trouwens. Om de eenvoudige reden dat het paleis op de meeste door-de-weekse dagen gewoon in gebruik is voor zittingen van het Permanente Hof van Arbitrage en het Internationaal Gerechtshof van de Verenigde Naties. Het gebouw wordt dusdanig druk gebruikt dat men voor speciale zittingen (het Joegoslavië-tribunaal, bijvoorbeeld) uitwijkt naar andere gebouwen in Den Haag.
Wat wèl kon, was in het bezoekerscentrum een kleine expositie bekijken met een gratis audiotoer. We hebben zo’n koptelefoontje opgezet en kregen een prima verhaal over de geschiedenis en het functioneren van het Vredespaleis voorgeschoteld. Onder andere over Carnegie, de man die vond dat je iets verkeerd had gedaan als je als miljardair je graf inging. Waarmee hij bedoelde dat die miljarden niet aan Wein, Weib und Gesang moesten worden besteed, maar aan filantropische activiteiten, zoals het bouwen van het Vredepaleis.
Hij was het type weldoener dat we heden-ten-dage nogal missen, geloof ik, hoewel moderne mecenassen als Warren Buffett en Bill Gates wel het één en ander schijnen te doen in liefdadige richting.
Bijzonder vond ik ook de stoelen voor de afgevaardigden van Joegoslavië en Oostenrijk-Hongarije, compleet met geborduurd natiewapen op de rugleuning. Op de foto hieronder zie je ze nog net staan, ongeveer in het midden van het beeld. Ze konden inderdaad naar het museum, omdat beide staten inmiddels geschiedenis zijn, waarbij de ironie is dat veel van de republieken die uit Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie voortkwamen, in tweede instantie Joegoslavië vormden. Wie zei daar dat de geschiedenis zich nooit herhaalt?



















Verder wandelend richting het Buitenhof, kwamen we als eerste het Panorama Mesdag tegen. Ik had er eigenlijk niet zo’n zin in, maar onder het motto “met de museumjaarkaart kost het niks, behalve wat tijd” gingen we toch naar binnen. Een goede beslissing, zo bleek in tweede instantie.
Waarom had ik er geen zin in? Ik had het vage idee dat ik er al eens was geweest. Voorts was er op de één of andere manier de koppeling tussen melige schoolreisjes en het Panorama. Opnieuw bleek mijn onjuiste perceptie van één en ander en mijn imperfecte geheugen me parten te spelen.
Het Panorama is weliswaar enkele jaren geleden gerestaureerd en is nu waarschijnlijk net zo mooi als toen het in nieuwstaat was, maar ook als ik het ooit eerder in min of meer vervallen staat had gezien, zou het een onuitwisbare indruk hebben gemaakt.
Na een wenteltrap te hebben bestegen, kom je uit in wat eruit ziet als een schemerige, ronde muziektent. Boven je bevindt zich een soort kegel van doek, die flink uitsteekt buiten de randen van het plateau waarop je staat. Alleen als je door de knieën gaat en net over de balustrade, die het plateau begrenst, schuin naar boven kijkt, zie je de rand van het doek waarop het panorama is geschilderd. Tussen het doek en de balustrade ligt een zone imitatie-duin van echt zand en echt helmgras. Het is onmogelijk om in te schatten waar het zand ophoudt en het doek begint. Volgens een opgave bovenaan de wenteltrap hangt het doek 14 m van de balustrade, is het eveneens 14 m hoog en heeft het een omtrek van van 120 m. Hoewel je direct ziet dat het een geschilderde voorstelling is, ziet het er verbazingwekkend levendig uit.
Dat wordt mede in de hand gewerkt door de verlichting. Buiten was het zonnig weer. Af en toe schoof er een wolk voor de zon, die het licht wat temperde. Het panorama krijgt zijn licht van buiten door een glazen dak. Alle variaties van het buitenlicht tekenen zich direct af op het doek van het panorama, waardoor het geschilderde nog extra tot leven komt. Een prachtig effect.



















Mesdag schilderde het Panorama in 1881. Scheveningen-dorp en Scheveningen-bad waren toen nog twee min of meer gescheiden kommen. Scheveningen-bad omvatte niet veel meer dan twintig tot dertig panden. Het Seinpostduin, dat Mesdag als standpunt gebruikte, is ook nu nog goed te herkennen, omdat één markant gebouw, dat in al 1881 pakweg honderd meter ten noorden van het Seinpostduin stond, er nog steeds staat: het Koninklijk Paviljoen, ook wel paviljoen Von Wied genoemd. Het klassistische miniatuurpaleisje werd in 1827 gebouwd door Willem I voor zijn vrouw, om haar van de zeelucht te kunnen laten genieten. Destijds stond het vrij in de ruimte, met pas verderop de gebouwen van Scheveningen-bad.

Het gebouw waarin het Panorama is gevestigd heeft, naast een verzameling andere Mesdag schilderijen, ook een wisseltentoonstelling.
De kunstenaar in kwestie heet Patrick Hughes en zijn kunstje heet omgekeerd perspectief. Je zou zijn schilderijen driedimensionale schilderkunst kunnen noemen, maar het bijzondere is dat je die derde dimensie niet ervaart, als je recht voor zo'n schilderij staat. Pas als je, op enige meters afstand heen-en-weer gaat lopen, opbaart zicht die derde dimensie. Het schilderij gaat bewegen. Kijkend naar een geschilderde wand met deuren, waarachter zich een landschap bevindt, lijken de deuren open en dicht te gaan. Het effect wordt veroorzaakt door het gegeven dat het beeld niet op een plat vlak is aangebracht, maar op een reeks van vlakken, die in verschillende standen uit het platte vlak, dat het totaalbeeld in eerste instantie lijkt te zijn, naar voren komen. De snijlijnen van die vlakken vallen samen met de begrenzingen van objecten in het beeld. In het bijgaande plaatje de scheidingen tussen wanden en vloeren en plafonds.

























 Snapt u het nog? Gelooft u mij niet op m'n woord, maar ga het bekijken. De wisseltentoonstelling 'Moving space' loopt nog tot 7 september van dit jaar.

Weer buiten willen we toch nog even naar het strand. Ook om te kijken waar nu precies het museum Beelden aan Zee zit, voor een volgende nummertje cultuursnuiven.
Lopend van de haven richting het Kurhaus langs de Scheveningse boulevard, die in de afgelopen jaren tot een echt voetgangersdomein is omgevormd, zien we op zeker moment het Koninklijk Paviljoen. Het heeft inmiddels alleen nog vrije ruimte vóór zich. Verder wordt het omringd door bebouwing, die echter eerbiedig een zekere afstand houdt.



















 
Foto: Roel Wijnants fotografie

Beelden aan zee blijkt er letterlijk onder te huizen.