zondag 2 mei 2021

Een monumentje voor oom Bertus

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Als mens verlies je in de loop van je leven veel andere mensen. Je hebt ze gekend, goed of minder goed en op een zeker moment zie je ze niet meer. Als ze dood zijn, bekruipt mij soms de vraag hoe lang ze nog in de hoofden van de levenden zullen opduiken. Een bekende metafoor zegt dat je pas ècht dood bent, als er geen levenden meer zijn die nog af en toe aan je denken. De gedachte aan die manier van dood zijn doet mij vaak in tweede instantie meer pijn dan de droefenis die ik voelde, toen ik op de begrafenis van de persoon in kwestie stond. 
Want de meeste mensen belanden niet in de geschiedenisboeken. Ze leefden hun leven, er was een kring van mensen die hen kende, enkele tientallen of enkele honderden mensen groot. Maar miljarden mensen weten van miljarden anderen niet dat ze ooit hebben bestaan. Van de meeste doden wordt het graf na een tiental, of enkele tientallen jaren geruimd. Waarmee elk spoor van het leven in kwestie is uitgewist. Nou ja; sinds Napoleon hebben we in Nederland en sindsdien ook in de meeste andere 'beschaafde' landen een geboorteregister. Maar ook dat vermeldt slechts een naam, een geboortedatum en wie de ouders waren.
Ik vraag mezelf vaak af wat de betekenis van zo'n leven is geweest. Soms voel ik de behoefte om zo'n dode uit de anonimiteit te halen. Vooral als de persoon in kwestie een lot te beurt viel dat hij of zij niet verdiende. 
 
In de afgelopen jaren heb ik mezelf op onregelmatige basis, zo nu en dan, bezig gehouden met de geschiedenis van mijn moeder's familie. Het gezin waaruit mijn moeder voortkwam was groot, zelfs voor die tijd. Het telde dertien kinderen, negen meisjes en vier jongens. Van de meisjes zijn er twee nooit volwassen geworden. Eén overleed drie maanden na de geboorte, de ander werd dood geboren.
Op het moment van schrijven is nog één gezinslid in leven, mijn tante Nel. Vorig jaar augustus  werd ze honderd.
 
Johannes Lambertus, roepnaam Bertus, was de jongste broer van mijn moeder. En meer dan dat was hij mijn moeder's favoriete broer. Hij was van 1918 en daarmee drie jaar ouder dan zij. Ze hadden wat aan elkaar, zoals dat in een gezin wordt gezegd. Ik denk dat hun karakters op elkaar leken. Mijn moeder was geen haantje de voorste en betrekkelijk bescheiden. Kijkend naar de foto van Bertus, die boven dit stukje prijkt, zie ik iemand met een zachte blik, geen macho. Toen mijn moeder aan het eind van haar leven ging dementeren, ontdekte ik nog iets. Op sommige momenten associeerde ze me met Bertus. Eén keer kreeg ik zelfs de indruk dat ze dacht dat ik Bertus was.
 
Bertus werd postbode in Dordrecht. 
Toen mijn moeder van school kwam en op zoek moest naar werk, vond ze dat eveneens bij de PTT, maar in de personeelskantine van het postkantoor. Ik vermoed zomaar dat Bertus een goed woordje voor haar heeft gedaan bij de functionaris die haar aannam. 
Het werk beviel haar. Ondanks haar bescheidenheid was ze een sociaal mens dat van een praatje hield. Ook het verzorgende karakter van het werk was haar op het lijf geschreven. 
Ik heb een foto van mijn moeder op het dak van het postkantoor. Ze is daarop te zien met enkele andere mannen en vrouwen. Ze zitten in de dakgoot. De sfeer is jolig, hoewel één van de mannen een helm draagt en dus waarschijnlijk een taak had bij de Bedrijfsbescherming van de PTT, zoals die ook op het Dordtse postkantoor actief was tijdens de mobilisatie van 1939.
 
Met dat laatste komen we aan de factor die het leven van Bertus een beslissende wending zou geven: de oorlog. Ondanks het gegeven dat men hier en daar net voor die oorlog nog jolig deed met een helm op, kwam die toch.
Na de gevechten in de meidagen, waar Dordt flink onder te lijden had, werd het weer rustig en leek het leven even z'n normale loop te hernemen. Maar toen Hitler zomer 1941 ook Rusland binnenviel, moesten zelfs de Duitse postbodes naar het front.
Als uitvloeisel daarvan begon het Duitse gezag in Nederland postbodes te ronselen voor de postbezorging in Duitsland. 
Postbode in Duitsland worden zal voor Bertus niet direct aantrekkelijk zijn geweest. Ik vermoed althans niet dat hem daar gouden bergen werden beloofd. Ik denk derhalve dat hij niet vrijwillig naar Duitsland ging. Maar hij ging. Wanneer weet ik niet precies, maar zeker is dat hij de eerste helft van 1943 in Wuppertal was.
Bertus was niet alleen de favoriete broer van mijn moeder; zij was ook zijn favoriete zus. Hij schreef haar brieven vanuit zijn standplaats en vertelde haar ook van de gruwelen die hij zag na bombardementen in de omgeving. Dat laatste waarschijnlijk tijdens een verlof in Nederland, want zijn brieven gingen ongetwijfeld eerst langs de Duitse censor. Dat het leven in Wuppertal niet zonder risico was, was de familie dus al duidelijk.
 
Begin 1943 werden de bombardementen op de Duitse steden steeds heftiger. In maart van dat jaar begon wat de RAF the Battle of the Ruhr noemde. Drie maanden lang concentreerde die Britse luchtmacht zijn bombardementen op het Ruhrgebied. 
In de nacht van 29 op 30 mei was Wuppertal-Barmen aan de beurt.
719 bommenwerpers gingen op pad. 62 van hen keerden voor het bombardement terug vanwege technische problemen. Slechts 475 vliegtuigen zouden daadwerkelijk het doel hebben gebombardeerd. Maar het was meer dan genoeg om Barmen volledig in de as te leggen. Meer dan helft van het afgeworpen tonnage bestond uit brandbommen. Het bombardement begon rond 01.00 uur. In de binnenstad van Barmen ontstond een vuurstorm. De opstijgende warme lucht in centrum trok vanuit de omgeving verse lucht aan, waardoor het vuur door de straten raasde. 
Er vielen ruim 3000 doden, waaronder 28 Ausländer. Een van hen was Bertus.

Waar hij is begraven, is onbekend. Een deel van de 3000 slachtoffers kreeg een eigen plek op het Katholische Friedhof aan de Liebigstrasse aan de noordrand van Barmen. Velen zijn echter waarschijnlijk in massagraven verdwenen, want de erebegraafplaats waar deze individuen liggen, telt bij lange na geen 3000 graven. Op het Nederlandse ereveld in Düsseldorf bevindt zich een gedenkplaat waarop Bertus wordt vermeld. Eén van meer dan 400 namen, waarboven de tekst "Onbekend waar begraven in Nordrein-Westfalen" staat. Dat is het laatste tastbare bewijs van zijn bestaan.

Het is weer mei. En voor iemand als ik betekent dat, behalve het genot van het voorjaar, ook de herinnering aan de oorlog. Dat zal wel nooit meer weggaan, zo lang ik nog leef.
Ik richt hierbij een klein extra monumentje op voor de oom die ik nooit heb gekend en waarnaar ik misschien middels mijn tweede voornaam ben vernoemd. 
Mogelijk was dat laatste de associatie van mijn moeder, waar ik het eerder over had. 
 
Maar zoals die dingen gingen bij ons; ze heeft het nooit tegen me gezegd.


Naschrift, 9 mei 2021: 
 
Inmiddels heb ik achterhaald hoe het 'uitzenden' van Nederlandse PTT-ers tijdens de oorlog in z'n werk ging. 
Hoewel de algemene meldingsplicht voor tewerkstelling in Duitsland voor 18 tot 35-jarigen pas op 7 mei 1943 van kracht werd, werd een flink aantal werknemers van de PTT al vanaf juni 1942 gedwongen om naar Duitsland te gaan. In eerste instantie kreeg de PTT de opdracht om ruim 1200 man te leveren. In de herfst van 1942 werd de PTT gedwongen nogmaals 4000 man af te staan. Van vrijwilligheid was geen sprake, men moest. De uitgezondenen in kwestie bleven overigens formeel in dienst van de PTT. Wel selecteerde de Post op de gezinssituatie. Niet getrouwde personeelsleden zonder kinderen waren het eerst aan de beurt.
Oom Bertus had najaar 1942, 24 jaar oud, kind noch kraai.