zondag 24 december 2023

Vijftig jaar vogels kijken

















Lang geleden, ik weet niet meer precies wanneer, maar veel ouder dan een jaar of achttien zal ik niet zijn geweest, had ik een bijzondere ervaring, die ik nooit meer vergeten ben. 
Ik was in die tijd nog veel meer een einzelgänger dan ik vandaag de dag, tot op zekere hoogte, nog steeds ben. Ik had weinig èchte vrienden, bij de meisjes bereikte ik niks (ik durfde het niet te proberen, eigenlijk) en in het algemeen was ik over weinig dingen enthousiast. 
In een soort reactie daarop ging ik vaak in mijn eentje op pad. Naar buiten, weg uit het dorpse of stadse gewoel.
Naast het voetveer naar Puttershoek en ten zuiden van de Hoge Nespolder lag van oudsher een kleine griend, die men, juist in de tijd waarover ik spreek, van een kade had voorzien en vervolgens had volgestort met Rotterdams havenslib. Er was een moddervlakte ontstaan waar hier en daar nog wat toppen van wilgen doorheen prikten. En hoewel een wilg de reputatie heeft dat ie overal waar genoeg vocht is kan groeien -een in de grond gestoken, afgehakte tak levert binnen een jaar een nieuw boompje- overleefden deze wilgen hun begrafenis niet. Na enige tijd staken ze als kale skeletten boven het nieuwe maaiveld uit.  
Op enkele plekken hadden zich ook plasjes gevormd. Het duurde niet al te lang voor er riet begon te groeien.
Voor wie de griend nog had gekend was de nieuwe aanblik vrij troosteloos, waarschijnlijk. 
Veel vogels dachten daar echter anders over. Binnen de kortste keren kende deze slibstort, die waarschijnlijk een hoeveelheid zware metalen en PCB's bevatte waar je 'U' tegen zegt, een rijke bevolking van allerlei steltlopers, eenden en zelfs roofvogels als de Bruine Kiekendief.
Eigenlijk was dit toevallig ontstane stuk 'nieuwe natuur' de plek waar mijn al enige tijd sluimerde liefhebberij 'vogels kijken' definitief vorm kreeg.

Deze plek, die landschappelijk weliswaar niet het fraaiste was dat ik ooit had gezien, maar die de eigenschap had dat ie vooral werd bezocht door vogels en maar zeer sporadisch door mensen, oefende op mij een grote aantrekkingskracht uit. Toen ik er op zekere dag voor de zoveelste keer omheen wandelde, kwam er van het ene moment op het andere een gevoel van diepe verbondenheid met de natuur en met de plek in kwestie over me. Ook mijn plaats daarin, en eigenlijk in het totale universum, was me ineens volledig duidelijk. Die combinatie van verbondenheid en inzicht bracht een gevoel van tevredenheid te weeg, zoals ik dat nadien eigenlijk nooit meer heb ervaren.
 
In het (Japanse) zen-boeddhisme bestaat het begrip satori.
Volgens het Wikipedia-lemma met die titel wordt het begrip onjuist vertaald als 'verlichting'. Het zou slechts een stap zijn op weg naar verlichting. Als dat zo is, dan heb ik, jammer genoeg, nooit het hele traject naar uiteindelijke verlichting afgemaakt. Want zó verlicht ben ik nu ook weer niet. Ik maak me nog steeds erg druk om de toestand in de wereld en heb meningen over van alles en nog wat.
Toch is dat gevoel van verbondenheid met de natuur gebleven.
Zoals het hart van Nescio plotseling kon opengaan bij de aanblik van een landschap, zo kan ik nog steeds vervuld raken van een sterk geluksgevoel bij het zien van bepaalde beelden of het horen van zekere geluiden. Zelfs geuren kunnen een rol spelen. De geur van zout slik, bijvoorbeeld.

Wat een mens zich herinnert uit z'n voorgaande levensperiodes, is in mijn geval een bont geschakeerd geheel van korte en langere fragmenten. Naarmate ze verder terug liggen in de tijd zijn het vaak niet meer dan flitsen. Korte scenes van soms maar enkele seconden, bij wijze van spreken. Ze worden langer naarmate ik volwassener werd. De herinneringen waarin de natuur, landschappen en vogels de hoofdrol spelen hebben duidelijk de overhand.
Ik spreek hier over een periode van ruim veertig jaar. Dat betekent impliciet ook dat je in die periode allerlei dingen ziet veranderen. Je gaat onwillekeurig, naast de puur zintuigelijke natuurbeleving die dat gevoel van verbondenheid bewerkstelligt, wat je ziet ook rationeel verwerken tot bepaalde inzichten en constateringen.

Zo worden herinneringen ook aanwijzingen voor veranderingen. 
Tientallen jaren geleden zag ik grote groep Nonnetjes op een uitloper van de Gouwzee, Heden-ten-dage worden slechts kleine aantallen  gezien. 

Paartje Nonnetje. Bron: natuurfoto-zeevang.nl














In polder de Biesbosch, op het Eiland van Dordrecht zag ik in de jaren '70 en '80 elke winter Bonte Kraaien. Nu niet meer.
Beide soorten zijn, c.q. waren zogenaamde wintergasten. Hun broedgebieden liggen in Scandinavië en Rusland en soms boven de poolcirkel. Maar om de winter te overleven zakken wintergasten af naar zuidelijker breedtes. 
Kennelijk vinden een aantal soorten het niet langer noodzakelijk om zover als Nederland af te zakken.
Omgekeerd is er sinds het begin van mijn vogelkijk-liefhebberij een reeks van soorten in Nederland verschenen die vijftig jaar geleden hier niet te zien waren. Die lijst is wat langer dan die van de verdwenen soorten. Hij omvat o.a. de Kleine- en de Grote Zilverreiger, de Koereiger, de Zeearend, en Cetti's Zanger.

Koereiger (en koe), bron: ZeelandNetFoto



















Met uitzondering van de Zeearend zijn dit allen soorten die vaan oorsprong alleen voorkwamen op zuidelijker breedtes, waarbij we moeten denken aan het Middellandse Zee-gebied.
Soorten die in Nederland nog niet zo vaak te zien zijn, maar ondertussen hier wel sporadisch broedden zijn de Bijeneter en de Steltkluut. Die laatste vertoont zich in Nederland overigens vaker dan de eerstgenoemde.

Voor wat betreft de (voormalige) mediterrane soorten lijkt één oorzaak voor hun oprukken naar het noorden het meest voor de hand te liggen: klimaatverandering. 
Wie regelmatig de waarnemingen op de website Waarneming.nl volgt, kan constateren dat alle witte reigers gedeeltelijk standvogels zijn geworden. Ze worden hier ook in de winter gezien. Zelfs Cetti's Zanger (als je eenmaal zijn zang kent, is ie niet te missen) hoorde ik half november nog. Volgens Waarneming.nl was ie ook op 24 december j.l. (de dag waarop ik dit schrijf) nog op tal van plaatsen te horen.

Maar voor andere nieuw verschenen broedvogels en voor schommelingen bij andere soorten, die hier wel van oudsher voorkomen, zijn er waarschijnlijk andere oorzaken aan te wijzen.
Zo is erin de afgelopen decennia het nodige cultuurland omgezet in 'nieuwe natuur'. Dat levert puur landschappelijk gezien niet altijd een verbetering op, maar diverse soorten spinnen er goed garen bij.
Het leverde ons o.a. de eerder genoemde Zeearend op, maar ook de Visarend werd een broedvogel. Eendensoorten als de Krakeend, de Slobeend en de Zomertaling zijn tegenwoordig in veel grotere aantallen te zien dan dertig jaar geleden. De gewone Wilde Eend en de vroeger 's winters alomtegenwoordig Smient nemen om onduidelijke reden in aantal af. Waarbij moet worden aangetekend dat de winter-biotoop van de Smient vooral uit weidegebieden en de daar doorheen lopen sloten en vaarten bestaat.

Smienten. Bron: Vogelbescherming















Een andere indruk, die meer een gevoel is dan een met cijfers te staven werkelijkheid, is mijn idee dat er in het algemeen minder vogels te zien zijn dan vijftig jaar geleden. Waarschijnlijk gaat dit vooral voor de zangers op.

Wat ik wèl heb kunnen constateren, is dat ik de afgelopen zomers veel minder Gierzwaluwen heb gezien. Dat kan iets met het weer te maken hebben gehad, maar ook een mogelijkheid is dat het te maken had met de dramatisch afname in de aantallen insecten. Dat laatste was ook enige tijd een nieuws-item. Wie afgelopen zomer veel met z'n auto heeft gereden, zal het opgevallen zijn dat de voorruit van z'n vehikel veel minder insecten verpletterde dan in voorgaande jaren.

Zo komen we onvermijdelijk, naast klimaatverandering, bij een ander heet hangijzer. 
De afname van de insecten heeft alles te maken met de intensieve landbouw, zoals we die in Nederland kennen, en het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen dat daarmee gepaard gaat.
Ook het gegeven dat de Grutto in Nederland sterk achteruit gaat, maar gek genoeg in IJsland juist floreert, heeft alles te maken met enerzijds klimaatverandering en anderzijds het verschil in intensiteit van het boerenbedrijf in Nederland en IJsland.

Er moet op beide fronten het nodige gebeuren. En een beetje snel, graag. Er is al onherstelbare schade aangericht en elk uitstel van maatregelen zal de schade vergroten.
Wat echter ook duidelijk is geworden is dat veel Nederlanders niet die verbondenheid met de natuur hebben zoals ik die voel. De afgelopen verkiezingen toonden dat indirect aan.
Voor zover het Nederland betreft, gaan met een beetje pech de komende vier jaar gewoon verloren, als het gaat om verbetering van het milieu en het terugdringen van broeikasgassen. Als we al niet een paar stappen terug gaan doen op dit front.

Zo wordt dit bericht, waarvan ik me had voorgenomen dat het een niet-politiek, romantisch verhaal zou worden, alsnog een politiek statement. 
Maar het begon, zoals veel dingen die later een minder vrolijke afslag nemen, toch heel aardig, vind u ook niet?
 

dinsdag 28 november 2023

Wat is het risico?

foto: NY Times

















Eigenlijk heb ik geen idee waar de voorkeuren liggen van de mensen die met enige regelmaat mijn stukjes lezen. Niet dat ik me erg veel gelegen zou laten liggen aan die voorkeuren als ze ooit boven water zouden komen, maar ik kijk regelmatig terug naar mijn epistels en de afgelopen tijd valt me op dat ze wel èrg vaak over politiek gaan. 
En als ik er even wat langer over nadenk, moet ik toegeven dat deze politieke teksten waarschijnlijk vrij zinloos zijn. Dat ik met mijn uiterst beperkte lezersschare ook maar enige invloed op de publieke opinie uitoefen, lijkt me vrijwel uitgesloten. Het lucht m'n gemoed weliswaar een beetje, want ik kan niet ontkennen dat ik zo nu en dan tamelijk gefrustreerd ben over de gang van zaken in de Nederlandse politiek, maar dan hebben we het voor wat betreft het nut van dit soort geschrijf echt wel gehad.
Dit even als inleiding op wat, naar wat ik me heb voorgenomen, voorlopig m'n laatste stukje over politiek is.

De politieke aardverschuiving (ik ben te lui om een nieuwe beeldspraak voor het fenomeen te bedenken) van afgelopen woensdag heb ik even op mezelf laten inwerken.
Ondertussen is er al weer van alles gebeurd, waardoor het gebeuren alweer wat bijgekleurd is, maar de vraag blijft wat het voorland van de Nederlandse samenleving is.
Een mooi woord: samenleving. Wat positiever dan het neutrale 'maatschappij'. Dat samen is toch een beetje waar het om draait. Een samenleving is geen maatschappij waarin ieder voor zich en God voor ons allen bovenaan staat. Een samenleving is ook geen maatschappij waarin de één minder rechten en meer plichten heeft dan de ander. 
Een béétje fatsoenlijk mens beaamt dat en gaat niet aan de grondwet morrelen om dat te veranderen. Tenminste, dat vind ik, want ik houd mezelf voor zo'n fatsoenlijk mens. 

Maar inmiddels is gebleken dat een groeiende groep Nederlanders daar anders over denkt. De mate waarin men daar anders over denkt loopt uiteen, maar het idee van hoe een fatsoenlijke maatschappij eruit dient te zien is duidelijk aan het schuiven. 
Dat meer dan 20 procent van de stemmers Wilders de ruimte wil geven om zijn programma door te voeren is één ding. Maar dat de stemmers op VVD en BBB in meerderheid een coalitie willen vormen met de milde versie van Wilders, die zijn partijprogramma gewoon handhaaft en alleen maar zegt dat een deel van dat programma in de ijskast gaat, is bedenkelijker. 
Negen-en-dertig procent van de Nederlandse kiezer wil na de verkiezingen een rechts kabinet, waarvan die kiezers ook wel weten dat dit zonder deelname van de PVV onmogelijk is. Dat de PVV meedoet is door de kiezer dus ingecalculeerd. 
Kortom, een aanzienlijk deel van het volk lijkt bereid bepaalde grondrechten te willen inleveren als er nu dan eindelijk maar eens een regering komt die orde op zaken stelt. Toen ik me dat realiseerde, schoot me onwillekeurig een uitspraak van mijn vader te binnen, die ik nooit meer ben vergeten: "Hitler was een klootzak, maar de treinen reden wèl op tijd!".
Als zo'n gedachtengang breed wordt gedragen, zijn we in Nederland zo langzamerhand en bijna zonder dat we het in de gaten hadden toch wel op een hellend vlak belandt, naar mijn idee.

Aanvankelijk was ik van mening dat het kabinet Wilders er maar gewoon moest komen. Want hoe democratisch is het om Wilders, na een dergelijke verkiezingsuitslag, opnieuw te isoleren en kalt zu stellen? Dit nog los van de kans dat hem dit bij een volgende verkiezing nog meer stemmen op zou leveren.
Maar gedurende die paar dagen dat ik de verkiezingsuitslag verwerkte, ben ik toch gaan twijfelen. 
In de Eerste Kamer heeft rechts geen absolute meerderheid (als je tenminste het CDA, 50 plus en OSF niet mee rekent), maar links is absoluut in de minderheid.
Als de VVD tòch meedoet met het te vormen rechtse kabinet, of het stevig gedoogt, zoals de bedoeling schijnt te zijn, heeft het in de Eerste Kamer een stevige basis om haar wetsvoorstellen erdoor te krijgen.
En stel nu eens dat men aan de grondwet zou willen gaan sleutelen; wie van de Eerste Kamerleden houdt dan zijn rug recht, als die wijzigingen ongelijkheid in de hand werken?
Die rechte ruggen waren bij het aanstellen van de eerste verkenner, een paar dagen geleden, al bijna onvindbaar. Tegen de eerdere afspreken in werd toch weer een politiek actieve verkenner goedgekeurd.

Toegegeven, dit is zo'n beetje het zwartste scenario dat denkbaar is, maar hoe onwaarschijnlijk is het? Wie durft daar na de laatste verkiezingsuitslag nog wat over te zeggen? Wie durft op zeker moment tegen de wil van het volk in te gaan als die wil niet strookt met de eigen morele principes?
Ziedaar het risico uit de titel van dit stukje.

Ik kan het nog dramatischer maken door te verwijzen naar de manier waarop de NSDAP in 1933 de absolute macht aan zich trok. Dat verhaal ga ik hier niet van a tot z opdienen, het Wikipedia-lemma Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij legt het allemaal keurig uit.
De essentie is dat Hitler aanvankelijk door verkiezingen aan de macht kwam en dankzij enkele ander rechtse partijen een regeringscoalitie kon vormen. Die partijen steunden hem toen hij vervolgens de Rijksdag ontbond en nogmaals nieuwe verkiezingen uitschreef, waarna hij zijn gelijkschakeling kon beginnen.

Nu was de situatie in Duitsland in de eerste helft van de jaren '30 heel anders dan in Nederland. De armoede en de werkloosheid waren van een heel ander niveau dan in het Nederland van nu. Het percentage mensen in Duitsland dat ècht wat te klagen had was een stuk groter dan in het huidige Nederland.
Maar de krachteloosheid van de Weimar-republiek vertoont wel enige gelijkenis met het beleid van vier kabinetten Rutte. En ook die krachteloosheid was veel Duitsers een doorn in het oog, net zoals die van de Nederlandse politiek in de afgelopen tien jaar dat bij de Nederlandse kiezer is.
Toch lijkt zo'n vergelijking nog steeds wat overdreven.

Voorlopig moet het kabinet Wilders er nog komen. 
Komt het er niet en worden nieuwe verkiezingen noodzakelijk, dan kan er van alles gebeuren.
Ik laat het voorlopig aan me voorbijkomen en hoop als volgend stukje iets te presenteren waarin wat meer waardenvrije romantiek zit. Hoe lang ik die houding volhoud zal moet blijken.
Wat de politiek betreft zien elkaar wel weer ergens aan de andere kant van de tunnel.







woensdag 15 november 2023

Ondermaanse hilariteit (deel 1?)

foto: ANP

















Gisteren keek ik eens weer eens naar een aflevering van Ongehoord Nieuws. Een programma dat voor een béétje linksgeaarde Gutmensch één doorlopende bron van ongenoegen kan zijn en dat meestal ook ook is. Meestal, maar niet altijd, zo bleek bij deze editie van dit quasi-nieuwsprogramma. 
'Quasi' want bij 'nieuws' verwacht je een feitelijke weergave van gebeurtenissen. ON produceert echter een constante stroom rechts populistische agitprop, niet zelden doorspekt met suggestieve beeldmontage en aantoonbaar onjuiste informatie. Eén en ander in de vorm van een soort talkshow, waarbij de deelnemers het altijd ontzettend met elkaar eens zijn.
Met de feiten namen diverse deelnemers aan het gesprek het ook gisteren niet zo nauw, maar toch moest ik regelmatig hardop lachen.

Om de één of andere onduidelijke reden heeft Ongehoord Nieuws, in de aanloop naar de verkiezingen voor de tweede kamer, dubbele zendtijd gekregen. Om die extra tijd te vullen heeft ON een ogenschijnlijk lofwaardig initiatief genomen: men nodigt, in plaats van de gebruikelijke extreem-rechtse complotdenkers, lijsttrekkers van kleine (ongehoorde) partijen uit om hun zegje te doen.
Dat leidde gisteren tot één van de leukste edities van ON die ik tot nu toe heb gezien.
Uitgenodigd waren de lijstrekkers van de Piratenpartij (Mark van Treuren), Samen voor Nederland (Michel Reijnga), de Libertarische Partij (Tom van Lamoen) en LEF, de jongerenpartij (Daniël van Duijn). 
Raïsa Blommestijn was de presentatrice  van dienst en tot op zekere hoogte de gespreksleider, hoewel het haar op bepaalde momenten aardig over de schoenen liep.

Achteraf is het ook een beetje de vraag of de deelnemers vooraf door de redactie van ON waren gescreend. De lijstrekker van Samen voor Nederland paste helemaal in het vaste patroon dat zich bij ON meestal ontrolt: 'Nederland is vol', 'het World Economic Form wil ons allen onderwerpen' en 'Covid was een Hoax' zijn bij die partij serieuze thema's. De Libertarische partij paste gedeeltelijk binnen de ON-ideologie, maar hangt een dusdanig radicale maatschappijvisie aan, dat zelfs Raïsa Blommestijn, rechtsfilosoof en gepromoveerd op een proefschrift over de Weimarrepubliek, de uiteenzettingen van Van Lamoen af en toe niet helemaal leek te kunnen volgen. 
Als terzijde moet ik er wèl bij zeggen dat ik dat van die rechtsfilosofie en die promotie net op Wikipedia heb gevonden. Ik zou het niet hebben vermoed aan de hand van wat ze bij Ongehoord Nieuws zegt en de vragen die ze stelt. 
In ieder geval kon ze zich de maatschappij die de Libertairen voor ogen hebben niet echt voorstellen, geloof ik. Terwijl die principes voor iemand met een academische opleiding in de rechtsfilosofie toch wel gesneden koek moeten zijn. 
Kort gezegd komt de ideologie van de LP neer op een zo klein mogelijke overheid en verder vooral op: ieder voor zich en God voor ons allen. Hoewel de meeste Libertairen, denk ik, niet in God geloven. Wie niet voor zichzelf kan zorgen is in de praktijk dus reddeloos verloren.

Mark van Treuren en Daniël van Duijn pasten echter niet ècht, respectievelijk in het geheel niet binnen de politieke kaders waarbinnen Ongehoord Nederland opereert. 
Van Treuren was voor een piraat opvallend genuanceerd en behoorlijk welbespraakt. Ik kon me in een aantal van zijn standpunten goed vinden. 
Daniël van Duijn was binnen Ongehoord Nieuws een regelrecht paard van Troje.
Hij verkondigde een aantal onversneden linkse standpunten en maakte gehakt van de Libertaire principes van Lamoen: "Ben jij dan niet blij met een overheid die de straat heeft aangelegd waaraan je woont?" Over asielzoekers was Van Duijn ook vrij uitgesproken. Die moeten niet maanden- of jarenlang in asielzoekerscentra worden opgehokt. Ze moesten gewoon kunnen werken, zodat ze konden integreren en normaal lid van de samenleving konden worden. 
Hij zei één en ander in reactie op weer zo'n suggestief videootje waarin we onder andere een zwarte jongen twee vingers tegen de camera zagen opsteken en een huilerige bezitter van een flinke vrijstaande woning zijn beklag mocht doen over het feit dat er een asielzoekersopvang voor 200 - 300 jonge asielzoekers in de buurt van zijn stulpje zou komen.

Raïsa raakte van de linkse praatjes van Daniël danig in de war. Er werd snel overgeschakeld op een ander onderwerp. 
Maar daar bleef het wat Van Duijn betreft niet bij; hij zei nog veel meer ON-onwelgevallige dingen. Ik zag de wanhoop in Raïsa's ogen groeien; dit ging helemaal de verkeerde kant op.
Daniël leek echter behoorlijk te genieten van één van de eerste gelegenheden om zichzelf en zijn partij landelijk ècht goed te kunnen presenteren. Eerder had ik hem elders even in beeld gezien, waarbij hij niet verder kwam dan de verzuchting dat hij bij geen enkel lijsttrekkersdebat werd uitgenodigd en dat hij dat zéér onrechtvaardig vond.
Hij zal ook best blij zijn geweest toen vanmorgen bleek dat hij met zijn optreden ook nog 's de Volkskrant had gehaald. De krant volstond weliswaar met slechts één schriftelijk uitgewerkte soundbite uit zijn optreden bij ON, maar dat was dan ook een perfecte karakterisering van Ongehoord Nederland:

Dit is de meest racistische omroep die je maar kunt bedenken.
Jullie ventileren omvolkingstheorieën, jullie zijn tegen iedere immigrant, jullie geven Forum voor Democratie en complotdenkers een podium waardoor Nederlanders minder vertrouwen krijgen in de Democratie.. 
Ik zou veel liever bij een normale omroep aanschuiven.

Voor alle duidelijkheid: dit was zo'n beetje het eerste wat Daniël in Ongehoord Nieuws zei, nadat Blommestijn de aftrap had gegeven met een fragment uit het programma Buitenhof, waar Daniël er in slaagde van buitenaf twee verkiezingsposters van LEF tegen de ruiten te plakken, zodat ze van binnenuit en dus ook on camera leesbaar waren, net toen Esther Ouwehand van de Partij voor de Dieren daar werd ondervraagd. 
Toen Blommestijn hem daarover wat wilde vragen, maakte hij maar meteen duidelijk dat hij daar alleen zat om zichzelf en LEF te vertegenwoordigen en niet van plan was mee te huilen met de wolven in het ON-bos. 
Later bleek dat hij het eigenlijk alleen met ON en enkele andere aanwezigen eens was dat Pieter Omtzigt's partij geen èchte aanwinst voor de Nederlandse Politiek was.

Ik vermoed dat Ongehoord Nieuws volledig live wordt uitgezonden, want dit begin, en alles wat er daarna nog op volgde, moet voor Ongehoord Nederland tamelijk pijnlijk zijn geweest. De deconfiture was echter nòg groter geweest als men Van Duijn voor het oog van heel Nederland het zwijgen had opgelegd. ON heeft als een boer met kiespijn door de zure appel heen moeten bijten en zal zich in de toekomst waarschijnlijk wel onthouden van het uitnodigen van politieke tegenstanders, vermoed ik. 

LEF zal waarschijnlijk mijn stem niet krijgen, maar Daniël van Duijn gaat wat mij betreft de geschiedenis in als de man die Ongehoord Nederland, in eigen huis nog wel, tamelijk behendig op z'n nummer zette.


Wie Ongehoord Nieuws van 14 november 2023 nog niet heeft gezien kan de uitzending hier alsnog bekijken.


maandag 13 november 2023

De Eindtijd

























Na honderdvierenveertig berichten weet ik eerlijk gezegd niet meer of ik ooit iets over mijn christelijke opvoeding heb geschreven. Want die heb ik wel degelijk gehad, ondanks het gegeven dat mijn ouders uiteindelijk een nogal losse, c.q. niet bestaande relatie met het christelijk geloof hadden. Ik bezocht namelijk wel consequent christelijke scholen.

De sterkste invloed van het geloof heb ik gevoeld op de Lagere School. 
Wij leerlingen moesten bijvoorbeeld voor elke maandagochtend de tekst van een psalm of gezang uit ons hoofd leren. Die teksten stonden in een klein boekje met een mint-groene band. Op zondagavond was ik er een halfuurtje mee in de weer en werd ik, zodra ik dacht de tekst in het hoofd te hebben, overhoord door mijn vader. Als ik vervolgens op school de beurt kreeg, kwam de (gesproken) liedtekst er meestal vlekkeloos uit.

Ik kan me niet meer voor de geest halen of, en hoe vaak het begrip de eindtijd, zoals dat in de bijbel wordt gebruikt, op school aan de orde is gekomen. 
Voor de lezers zonder christelijke opvoeding: de eindtijd is de periode die voorafgaat aan de jongste dag, ook wel de dag des oordeels genoemd. Dat is de dag waarop Jezus zal terugkeren op aarde en iedereen voor hem moet verschijnen om vervolgens hetzij toegang te krijgen tot het koninkrijk der hemelen, of voor eeuwig te moeten branden in de hel.
Hoe het ook zij; de betekenis van de eindtijd staat me nog helder voor de geest. 

Vooral de valse profeten waarvan in Mattheus 24 sprake is, ben ik nooit vergeten. In het algemeen is het begrip eindtijd voor mij een soort synoniem geworden voor chaos. Want naast die valse profeten worden ook oorlogen en natuurrampen genoemd als voortekenen van de jongste dag.
U zult moeten toegeven dat we de laatste jaren en weken geen gebrek hebben aan oorlogen en natuurrampen en ook valse profeten zijn er in ruime mate. Omdat wij in dit toffe landje nog grotendeels verschoond blijven van oorlogen en serieuze natuurrampen, is er in Nederland nog geen overheersende sfeer van chaos.

Tot ik gisteren naar het journaal keek en daar een reportage over de klimaatmars zag, die afgelopen zondag in Amsterdam plaatsvond.
Naast mensen die demonstreerden voor de aanpak van het klimaatprobleem en tegen de opwarming van de aarde zagen we de nodige Palestijnse vlaggen. We zagen ook hoe een spreker aandacht vroeg voor de Palestijnse zaak en daarbij, volgens het Journaal, "een omstreden pro-Palestina leus riep"; iets met "river" en "sea", en hoe Greta Thunberg de microfoon werd ontnomen door een man die verklaarde te zijn gekomen voor een klimaatdemonstratie en niet voor een politiek standpunt.
De Volkskrant besteedde vanmorgen ook aandacht aan één en ander. 
De sfeer was na de genoemde interventies nogal omgeslagen. Voor veel deelnemers was het positieve gevoel dat zij aanvankelijk tijdens de demonstratie hadden gevoeld verdwenen. Veel mensen bleken ook te zijn gekomen voor Greta Thunberg. 
Maar Greta speelde niet helemaal de rol die men van haar verwachtte. Volgens de Volkskrant gaf Thunberg namelijk zelf de microfoon aan de pro-Palestina activiste, terwijl ze "no climate justice on occupied land" zei.
Voor sommige deelnemers aan de mars reden om te verklaren dat ze zich niet meer thuisvoelden op de demonstratie: "Het is of deze demonstratie gekaapt is".
Die laatste constatering is niet helemaal onterecht. De activiste in kwestie was namelijk haar betoog begonnen met de klimaatkwestie als onderwerp, maar schakelde halverwege over op de Palestijnse kwestie. Daartegen werd vanuit een deel van de demonstranten geprotesteerd.
Het resultaat was dat de demonstratie voor veel mensen in mineur eindigde. "Mijn hart ging open, nu gaat het dicht" volgens een ontgoochelde demonstrante.

Ik ga hier geen partij kiezen ten aanzien van de vraag of aandacht vragen voor de Palestijnse zaak tijdens een klimaatdemonstratie terecht is. Wat nu in de Gaza strook gebeurt is een enorm drama en ik heb geen goed woord over voor de Israëlische regering, die meer met verwerven van absolute macht bezig schijnt te zijn geweest dan met de veiligheid van haar burgers. Desondanks vind ik ook dat Thunberg een uitspraak deed waar geen speld tussen te krijgen is. Inderdaad:  wat heb je aan 'climate justice' in een bezet land?

Maar wat bij mij overheerste was het gevoel van chaos dat het verloop van de demonstratie bij mij opriep. Overweldigd door wereldproblemen beginnen we door elkaar te schreeuwen en ontstaat er strijd met betrekking tot de vraag welk probleem nu de hoogste prioriteit heeft.

Wat een tijdsgewricht is dit toch. Voor het einde van de wereld en valse profeten ben ik niet zo bang, maar joost mag weten wat ons nog meer te wachten staat.

zondag 12 november 2023

Jonathan Raban

Foto: Murdo Macleod/The Guardian
















Iets meer dan twee jaar geleden schreef ik op dit blog een stuk over Zeilende schrijvers.
Daarin refereerde ik onder meer aan Jonathan Raban (uit te spreken als Rébèn).

Ik kwam Raban op het spoor door een boekrecensie in de Volkskrant. 
Dat moet ergens in de tweede helft van de jaren tachtig zijn geweest. De recensie handelde over de Nederlandse vertaling van zijn boek Coasting. Dat bleek over het Verenigd Koninkrijk en zeilen te gaan. Voor mij een onweerstaanbare combinatie en kort na het lezen van die recensie heb ik de oorspronkelijke versie (in het Engels) aangeschaft. 
Het boek bleek niet veel minder dan een openbaring. 
Het was een combinatie van persoonlijke observaties, gesprekken met al dan niet toevallige passanten en geschiedkundige feiten. En dat alles van een kwaliteit die ik eigenlijk nooit eerder had gezien.

Wat nog mooier was: Coasting was niet Raban's eerste boek, noch was het, zoals in de jaren daarna zou blijken, zijn laatste. 
Ik raakte, bij wijze van spreken, verslaafd aan zijn boeken. Om de zoveel maanden controleerde ik de mij ter beschikking staande bronnen om erachter te komen of er al weer een nieuw boek van hem was verschenen. Zeker toen halverwege de jaren '90 internet van de grond kwam, was dat een fluitje van een cent.
Hoewel Brit van geboorte, spelen de meeste boeken die hij na Coasting schreef in de Verenigde Staten. Aan het eind van Hunting Mr. Heartbreak, dat emigreren naar de Nieuwe Wereld en Raban's eigen ervaringen als vreemdeling in de VS als thema heeft, belandt hij in Seatlle, aan de Amerikaanse noordwestkust. De stad en haar culturele klimaat bevallen hem en hij besluit er zich te vestigen. Niet in het minst omdat hij er ook een vrouw vindt en de stad aan zeilwater blijkt te liggen. De liefde voor boten en het water heeft Raban na Coasting nooit meer verlaten.
De fascinatie voor Amerika was er overigens al eerder.
Voor Coasting schreef Raban Old Glory, waarin hij in een klein open bootje met een buitenboordmotor de Mississippi afzakt, van Saint Louis naar de mond van de rivier aan de Golf van Mexico. Ook dat boek heeft die unieke afwisseling van dingen die Raban onderweg ziet en de gesprekken die hij voert met mensen die hij ontmoet, met af en toe intermezzo's over de geschiedenis van de plek. De lezer krijgt een sfeervol beeld voorgeschoteld van het Amerika van de kleine dorpen. Wat de mensen langs de Mississippi zoal zeggen blijkt een afwisseling van boerenwijsheid en regelrechte achterlijkheid. De confrontatie met Raban's Britse gereserveerdheid leidt niet zelden tot hilarische situaties.

Raban's thematiek is door recensenten wel beschreven als een zoektocht naar the concept of home. In veel van zijn boeken duikt bij de schrijver de overweging op of hij misschien zou willen wonen in de plaatsen die hij tijdens zijn reizen passeert. In Coasting komt al aan de orde dat de relatie met zijn geboorteland op de proef werd gesteld door de opkomst van Thatcher en de Falkland-oorlog. Engeland was niet langer 'zijn' Engeland.
In Seattle heeft Raban uiteindelijk toch min of meer zijn thuis gevonden, ondanks het gegeven dat zijn huwelijk geen stand hield. Passage to Juneau handelt daar, tegen het decor van een zeilreis naar Alaska, deels over. Uit dat huwelijk was overigens wel een dochter geboren; waarschijnlijk één van de dingen die hem in Seattle hebben gehouden.
Toch werd de band met Engeland niet helemaal verbroken. 
Zijn ouders, van oorsprong tamelijk conservatieve Britten; zijn vader was dominee en vertegenwoordigd in Raban's jeugd vooral 'God, King and Country', moeten in laatste instantie ook niks van Thatcher hebben en blijken halverwege de jaren tachtig veranderd in tamelijk linkse activisten, die zich vol overgave inzetten voor de onderkant van de samenleving. Ze accepteren Raban's keuze voor de VS, maar vragen zich af waarom hij zich in vredesnaam heeft gevestigd in dit neo-liberale land, waar ook toen al godsdienstwaanzin en andere gekkigheid van zich deden spreken. 
Maar Raban zag ook andere dingen in de Amerikaanse volksaard, zoals hun naïeve maar vriendelijke benadering van wildvreemden en de bereidheid om bij acute nood hulp te bieden. Hij is van de Amerikanen gaan houden, ondanks hun gektes.
In latere jaren, toen conservatisme en complottheorieën in de VS steeds meer invloed kregen, heeft Raban niettemin tegen dergelijke uitwassen in de Amerikaanse samenleving geageerd. 

Omdat ik Raban's naam om de paar maanden bleef Googelen, kwam ik er in 2011 achter dat hij was getroffen door een beroerte. 
Hoewel hij ogenschijnlijk goed herstelde, bleek het achteraf zo niet het einde, dan toch een breuk in zijn literaire carrière. Zelf bleef hij, onder het noodlot dat hem had getroffen, de typisch laconieke Engelsman. Toen hij door zijn behandelend arts werd aangesproken met de woorden: “You’re the one who used to be a writer.”, had hij geantwoord: “I very much hope that I’m still a writer.”
Desondanks is het de afgelopen tien jaar tamelijk stil gebleven rond zijn persoon. Afgezien van enkele essays en interviews heeft Raban nauwelijks meer van zich doen spreken.
Hoewel.. Zojuist googelde ik weer en kwam ik erachter dat in september j.l. zijn laatste boek Father and Son is verschenen. Hij heeft toch niet ècht stilgezeten.

Maar eerder dit jaar keek ik ook al op het net of er nieuwe informatie over Raban te vinden was. Dat hij op 17 januari 2023 bleek te zijn overleden kwam, ondanks zijn eerdere aandoening en de daarop volgende stilte, toch als een schok.

Het oeuvre dat Raban nalaat is niet bijzonder groot: acht reisboeken en drie romans. Maar buiten dat schreef hij negen hoorspelen en toneelstukken en zes boeken over literaire en politieke onderwerpen. Hij was ook actief als boekenrecensent.
Binnen de groep van reisboekenschrijvers was zijn bekendheid bij het publiek naar mijn idee niet evenredig met de kwaliteit van zijn werk.  Paul Theroux en Bruce Chatwin zijn veel bekender, maar niet per definitie beter dan Raban. Integendeel, wat mij betreft.

Zojuist heb ik Father en Son besteld. Volgens Bol.com wordt het over tien dagen bij me afgeleverd. 
Het boek is naar verluid puur autobiografisch.
Het zou me niks verbazen als het, met de voorkennis over zijn leven en zijn ouders die ik al heb uit zijn andere boeken, nog een paar emotionele momenten gaat opleveren.

zaterdag 11 november 2023

Hildo

























Hildo en zijn vrouw Anne waren al twintig jaar mijn overburen, voor ik Hildo ècht leerde kennen. In die twintig jaar waren we incidenteel wel eens bij elkaar over de vloer geweest, maar door allerlei oorzaken, waar ik kortheidshalve niet verder over zal uitweiden, was er nooit een sterke vertrouwensband ontstaan. 
Hildo en en Anne waren duidelijk een stuk ouder dan ik. Ongeveer vijftien jaar, bleek achteraf. Toen covid de kop opstak, waren ze voor mijn gevoel kwetsbaarder voor besmetting dan ik zelf was. Bovendien was Hildo blind. Hun enige kind, een dochter, woonde met haar man in Antwerpen. 
In een opwelling van mede-menselijkheid bood ik omstreeks april 2020 aan om boodschappen voor ze te doen, zodat ze zich niet noodgedwongen onder de mensen behoefden te begeven en zodoende hun besmettingsrisico konden beperken.
Het aanbod werd geaccepteerd en vanaf dat moment ging ik wekelijks, op vrijdag of zaterdag met hun boodschappenkarretje voor hen naar Albert Heijn, die hier op ongeveer 500 m. afstand zit. 

Tot begin juni van dat jaar ging alles op die manier z'n gangetje.
Op zeker moment, het was een warme, zonnige dag geweest, zaten mij vrouw en ik achter het huis op ons balkon te eten, toen er een ambulance, met werkende sirene, door de Museumstraat roste. Het klonk alsof hij in de buurt stopte. We zijn geen sensatiezoekers, die bij elke calamiteit vooraan willen staan en we gingen er vanuit dat de ambulance werd bemand door capabel personeel, dat niet op onze hulp zat te wachten. We aten derhalve rustig door, in het vaste vertrouwen later nog wel te horen welk noodlot in de omgeving had toegeslagen.
Een uur later werd er gebeld. Mijn buurman Pieter, die vertelde dat Anne was overleden. Ze was, ik verzin dit niet, gestikt in een gehaktbal. 
Hildo was, toen hij doorkreeg wat er aan de hand was (hij kon het niet zien), in paniek de straat op gerend en had een willekeurige voorbijganger aangeklampt. Ook de buurman die links van hem woonde was er bij geweest. Wat hem, vertelde hij me achteraf, een tamelijk traumatiserende ervaring had opgeleverd. Ze hadden, tot de ambulance arriveerde, samen het één en ander geprobeerd, maar toen de ziekenbroeders het overnamen was het eigenlijk al te laat. Toen Anne enkele dagen later werd gecremeerd, kon ik daar niet heen, want: covid.

Vanaf dat moment was ik niet alleen de man die boodschappen deed voor Hildo, maar ook degene met wie hij wekelijks, voor het doen van de boodschappen, zo'n anderhalf uur van gedachten wisselde over dingen die hem in de voorgaande week zijn hadden beziggehouden.
Want Hildo mocht dan weliswaar nauwelijks meer de deur uitkomen; hij luisterde constant naar de radio en was van het hele wereldgebeuren op de hoogte. 
Hij had ook een stoïcijnse karaktertrek. Van verdriet over zijn plotseling overleden vrouw liet hij weinig blijken. In plaats daarvan wisselden we verhalen uit over de actualiteit, onze jeugd en onze reizen. Zo kwam ik er ook achter dat hij niet blind was geboren. Tot ongeveer 50-jarige leeftijd was zijn gezichtsvermogen normaal geweest. Veel beelden uit de tijd voor zijn blindheid waren bewaard gebleven als herinneringen. 
Hij moet strijdvaardig met zijn opkomende blindheid zijn omgegaan en bovendien was een zekere kunstzinnigheid hem niet vreemd. Hij was gaan beeldhouwen. Er stonden de nodige beelden en beeldjes van zijn hand in huis. Zelfs van de blindengeleidehond die hij een tijdje had, maakte hij een beeldje. Ik heb de levende hond ook gezien; het beeldje was een perfecte karakterisering van het beest

Hildo bleek, ondanks zijn handicap, ook verbazingwekkend goed in staat om elke dag een warme maaltijd klaar te maken. Daarbij werd onvermijdelijk soms behoorlijk geknoeid; de inductie-kookplaat in de keuken zag er, nèt voordat zijn schoonmaakster langskwam, meestal uit als een beest. 
Aanvankelijk at hij nog regelmatig verse groente, later werden dat in toenemende mate kant-en-klaar maaltijden, die hij in de magnetron schoof. Die kon hij ook blindelings bedienen. En vis, veel verse vis. Hij was een groot liefhebber van Zeebaars en Zwaardvis en als dat er onverhoopt niet was, ik kocht dat altijd op de markt, kon een tong ook wel. En soms paardeworst; een hele of een halve. Dat was afhankelijk van de vraag of zijn dochter met haar hond en zijn kleinzoon binnenkort nog langskwam.

Nadat het vaccineren was begonnen, duurde het nog behoorlijk lang voor hij een oproep kreeg voor een injectie met het vaccin van zijn keuze. Hij wilde namelijk persé het Jansen-vaccin. Uiteindelijk zijn we samen, op een regenachtige avond, naar een priklocatie aan de rand van de stad gereden. Toen bleek al dat zijn loopvermogen behoorlijk was teruggelopen. Op de terugweg van de vaccinatieruimte naar de auto mochten we gelukkig een rolstoel lenen.
Dat was eigenlijk al een voorteken.

Toen de covid-storm een beetje luwde, probeerde ik hem af en toe wel eens zover te krijgen om weer een eindje te wandelen door de stad, wat hij voor covid regelmatig deed. Omdat hij een lange pluizige baard had, altijd een soort van leren cowboy-hoed droeg en met zijn stok tikkend en schrapend over het trottoir zijn weg zocht, was hij een bekende verschijning in de binnenstad. Als ik in een winkel of bij een marktkraam vertelde dat ik boodschappen deed voor mijn blinde overbuurman, wist men meestal wel over wie het ging.
Maar Hildo vertoonde, toen het weer kon, weinig animo om naar buiten te gaan. Veel meer dan de hele dag op de bank zitten, naar de radio luisteren en voor zijn natje en droogje zorgen, deed hij eigenlijk niet meer. 

Hildo was een meester in het regelen van zaken via de telefoon. Als hij wat nodig had, of er moest iets worden geregeld, dan ging hij bellen. Hij deed dat met inzet van alle middelen. en schroomde ook niet om zijn blindheid als argument in de strijd te gooien. "Ik ben bind, meneer, en ik ben aan huis gebonden! U moet hierheen komen!" 
Op zeker moment moest er een nieuwe matras voor een een-persoonsbed komen. Iemand van de matrassenwinkel kwam opmeten hoe groot hij moest zijn, en een week later sliep Hildo beneden in de woonkamer, op zijn nieuwe matras. Hij kon het niet meer opbrengen elke avond de trap op te gaan naar zijn slaapkamer.

Zo werd het 2022. De groente was al een tijdje van de boodschappenlijstjes, die we samen opstelden, verdwenen. Wèl altijd een pak stroopwafels en veel sinaasappel- en druivensap.
Als je iemand regelmatig ziet, dan vallen veranderingen in gedrag en eetpatroon niet zo snel op, maar achteraf bekeken leefde Hildo uiteindelijk vooral op vocht en suiker, denk ik.
Soms werd zijn gedrag ook tijdelijk minder coherent. Op zeker moment dacht hij dat de stroom was uitgevallen, omdat de magnetron het niet meer deed. Dat kon ik in de meterkast snel genoeg controleren. De stroom was niet uitgevallen; Hildo was vergeten hoe de magnetron werkte. Het leek op de eerste verschijnselen van dementie, maar als we eenmaal in gesprek waren over andere actualiteiten klonk hij weer volledig bij de tijd.

Soms kwamen er nog andere mensen bij hem langs, zoals bijvoorbeeld zijn voorlezer. Hildo kon braille lezen, maar had daar kennelijk een hekel aan, dus kwam er in bepaalde periodes een kennis langs die een roman van zijn keuze voorlas. Af en toe kwam er met vaste intervallen ook nog iemand op bezoek vanuit de WMO. Die deed onder andere zijn administratie en zijn bankzaken. Het was waarschijnlijk deze persoon die het begin juni 2022 nodig vond om er een arts bij te roepen. Die constateerde dat hij vanwege zijn lichamelijke conditie moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Zijn voorlezer kwam het me vertellen.

Het viel me ondanks alles rauw op m'n dak. 
Had ik de zaak zelf verkeerd ingeschat en had ik eerder aan de bel moeten trekken bij zijn dochter en de instanties? Dat idee had ik niet gehad, de laatste keer dat ik hem zag, en dat kan nooit veel meer dan een paar dagen vóór zijn ziekenhuisopname zijn geweest.

Ik heb Hildo na zijn ziekenhuisopname niet meer gezien.
Wel heb ik, voor hij overleed, nog één of twee keer contact gehad met zijn dochter. Bij hem langsgaan in het ziekenhuis had niet zoveel zin meer, begreep ik.
Ik ben vanzelfsprekend nog wèl naar zijn uitvaart gegaan, maar het was toch een afscheid met gemengde gevoelens. Ik had hem graag nog alles verteld over vliegles die hij me, als dank voor mijn hulp, cadeau had gedaan. 
Maar die vond uiteindelijk pas plaats toen hij al meer dan een half jaar dood was.







donderdag 9 november 2023

Ondermaans ongenoegen, deel 2

















Aan het eind van het eerste stukje met de titel Ondermaans ongenoegen sprak ik de verwachting uit dat het het eerste van een reeks zou worden. Uit de tekst die eraan voorafging, en het gegeven dat we een verkiezing voor de Tweede kamer tegemoet gingen, had u zelfs kunnen opmaken dat het een lange reeks zou worden.
In dat licht heeft het nog lang geduurd voor deel 2 van deze reeks zich aandiende. 

In mijn binnenste knaagt een bang vermoeden dat ik ook wel weet waarom.
Na wat tot op heden een nogal lauwe verkiezingscampagne was, begint het bij mij te dagen dat we gewoon op nog weer eens vier jaar centrum-rechtse niksigheid afstevenen. En eigenlijk heb ik mezelf daar al bij neergelegd, geloof ik.
Twee-en-een-half geleden schreef ik in dit blog een stukje waarin ik uitlegde waarom ik Nederland en zijn bevolking, of althans een aanzienlijk deel van die bevolking, nauwelijks meer kan verdragen. Die zelfgenoegzaamheid, dat stompzinnige egoïsme en die onuitstaanbare politieke onbenulligheid; het is al een tijd meer dan ik hebben kan.
En hoewel er eigenlijk geen reden was om aan te nemen dat er in de tussentijd veel veranderd is, doen de peilingen van de afgelopen dagen toch behoorlijk pijn.

In de eerste plaats omdat de VVD, de partij die in de afgelopen tien jaar het grootste deel van de verantwoordelijkheid heeft gedragen voor een beleid dat Nederland inmiddels een reeks van grote problemen heeft bezorgd en die net één van de exponenten van dat beleid (Henk Kamp) tot erelid heeft gemaakt, zou in grootte dan weliswaar niet meer de grootste worden, maar toch maar net iets kleiner zijn dan de grootste partij van Nederland. 
Wie zijn die mensen die denken dat het in afgelopen tien jaar eigenlijk heel prima ging in dit toffe landje? Ik vermoed dat ze aan een deformatie lijden waarvan wel meer mensen met een paar centen op de bank last hebben; ze denken: "als het mij mij goed gaat, gaat het met iedereen goed".

Maar het grootste drama van deze verkiezingen is toch wel de razendsnelle opkomst van de partij van Pieter Omtzigt. 
Op de vleugels van een reputatie die feitelijk maar op één positief wapenfeit berust, is deze club van niets op nummer één gekomen. Bijna 20 procent van de kiezers denkt dat Omtzigt het jongetje is dat alles goed zal maken, zoals Ischa Meijer het verschijnsel ooit benoemde. Eén keer een serieuze misstand aan de kaak stellen, wat roepen over nieuw leiderschap en nieuwe politiek, en je bent in dit land de man. 
En je blijft het ook, al doe je nog zo mistig over je politieke plannen, zoals de coalitie waarvan je graag deel zou willen uitmaken, of de vraag of je nu wèl of niet de stikstofcrisis wil aanpakken.

Inmiddels wordt, ook voor wie daar nog niet zoveel idee van had, langzaam duidelijk wie PIeter Omtzigt feitelijk is. Gewoon: nog steeds een CDA-er, die wat onenigheid kreeg met de kopstukken van die partij, en daarom daar persona non grata werd. Dat dit laatste niet automatisch betekent dat je sterker streeft naar sociale rechtvaardigheid dan het CDA anno 2023 doet, is ook al zichtbaar. Pieter ziet, als je diep in z'n hart kijkt, toch meer in een coalitie over rechts, met de VVD, dan over links. 
Je gaat dus gewoon regeren met de partij die de toeslagenaffaire op z'n geweten heeft. Waarvan de onthulling jouw grootste wapenfeit is. Dat de mentaliteit in die partij sindsdien niet is veranderd, doet er voor Omtzigt kennelijk niet toe. Toen ie even niet scherp was, flipte die voorkeur er zomaar uit, en kwam die in de media.
Toen Pieter zich realiseerde dat ie zich daarmee wel een beetje teveel in de kaart liet kijken, kwam ie de volgende dag met de mededeling dat ie het niet zo bedoeld had; hij wist het gewoon nog niet.
Typisch CDA-gedrag, als je 't mij vraagt. 
Van Agt boog destijds al "niet naar links en niet naar rechts", maar werd, toen puntje bij paaltje kwam, de beste maatjes met Hans Wiegel en Jaap Burger had (als kabinetsformateur) eerder al gezegd dat "een afspraak met een confessionele politicus een scheet in een netje" was.
Toch is dergelijk gedraai voor een deel van kiezersvolk geen reden om Omtzigt met wat meer scepsis te bekijken.

Ook opvallend: BBB, bij de Provinciale Statenverkiezingen nog verreweg de grootste, heeft wat betreft het stemmenpercentage maar iets meer dan één derde over van de stemmen die men een half jaar geleden nog had. 
Ja, je hebt als voorvechter van het zo vurig gewenste nieuwe elan in de politiek snel afgedaan, in Nederland.

Dan werd gisteren, tenslotte, bekend dat de gemiddelde Nederlander graag wil dat de Stikstofcrisis en het CO2-probleem worden opgelost, zolang het hem of haar zelf maar niks kost. De vervuilers (de grote bedrijven) moeten het maar betalen en vliegen en autorijden mag niet duurder worden. De gemiddelde Nederlander is kennelijk te dom om te begrijpen dat hij of zij, al autorijdend en naar verre vakantiebestemmingen vliegend, ook vervuilers zijn.

Die zelfgenoegzaamheid, dat stompzinnige egoïsme en die onuitstaanbare politieke onbenulligheid; het is er nog en het lijkt eerder méér dan minder te zijn geworden.



zaterdag 23 september 2023

IJsland


















Het Alpensneeuwhoen knort als een varken. 
Terwijl we na het eten een avondwandelingetje maken, vliegt hij op uit het omringende grasland en maakt al roepend dat hij wegkomt. Voor een hoender kan hij, vergeleken met bijvoorbeeld een fazant, behoorlijk goed vliegen. Binnen enkele seconden is ie honderden meters van ons verwijderd..
Wij dachten hier in het voorjaar aan te komen, maar alle Alpensneeuwhoenders zijn nog spierwit. Dat is hun winterkleed; in het voorjaar ruien ze en krijgen ze hun broedkleed, dat gespikkeld bruinig en veel donkerder is. De soort is karakteristiek voor het land waar we, na wat voorafgaande vijven en zessen, verdeeld over een jaar of drie, ten lange leste toch zijn gearriveerd: IJsland.

We hebben het er jaren over gehad; we móesten er een keer naar toe. 
In de winter 2018-2019 voegden we de daad bij het woord. We regelden een vlucht en we regelden een camper. Op 27 april 2019 zouden we voor 19 dagen naar IJsland vertrekken.
Het was ons echter niet gegund. 
Wat zich het eerst voordeel weet ik niet meer, maar mijn vrouw kreeg netelroos en de vliegmaatschappij waar we de vluchten hadden geboekt (WOW-air; een IJslandse prijsvechter) ging failliet. 
Mijn vrouw verging voortdurend van de jeuk en moest op een streng dieet, zonder koemelk, eieren, kip en nog wat dingen en kon eigenlijk niet in slaap komen zonder eerst een uur in een warm bad met havermout (ik verzin dit niet) te hebben gelegen.
De reis werd derhalve geannuleerd. 
Het jaar daarop was de netelroos min of meer onder controle, maar vanaf maart 2020 legde covid de wereld grotendeels lam. In 2022 had het misschien weer gekund, maar uiteindelijk is het dus op 2023 uitgekomen; van 21 april tot 5 mei j.l. waren we op IJsland.

Zonder al te veel te overdrijven kan ik stellen dat het één van de mooiste reizen van ons leven is geworden. 
Dit ondanks het feit dat ik, vooral uit vogelaarsoogpunt, al snel de conclusie kon trekken dat we voor het mooi een maand te vroeg waren. Het nu gekozen tijdsbestek kwam voort uit de mei-vakantie van mijn vrouw, die in het onderwijs werkt. Die mei-vakanties vallen steeds vaker voor een groot deel in april.
Hoe dan ook: veel broedvogels waren helemaal nog niet gearriveerd. 
En of het nu een laatste koudegolf was of niet: in het oosten en noorden van het eiland lagen de temperaturen, gedurende de periode dat wij daar waren, zelfs overdag een paar graden onder nul. Bij Myvatn, dat algemeen wordt beschouwd als het beste vogelgebied van IJsland, vroor het 's nachts een graad of zeven. Ondanks het feit dat dit meer deels wordt gevoed met water uit warme bronnen, waren delen ervan bevroren. 
Er zat een klein dieselkacheltje in de camper, maar dat hadden we meestal alleen 's ochtends vroeg en 's avonds een uurtje aan staan. 

















De temperatuur in de camper is tenminste één nacht tot onder nul gedaald. Dat merkte ik doordat er op zeker moment geen water meer uit het, door een electrisch pompje bediende, kraantje kwam. Nadat de kachel eventjes gebrand had kwam de watertoevoer weer op gang. 
De kou verhinderde niet dat we lekker sliepen. Onder de meegebrachte slaapzakken en met een kruik aan het voeteneinde wisten we het aardig warm te houden. Ter compensatie hebben we overdag relatief veel zon gehad en maar twee dagen die je het predikaat 'regendag' zou kunnen geven. Nu, maanden later terugkijkend, kan ik vaststellen dat we ons eigenlijk op geen enkel moment ècht oncomfortabel hebben gevoeld.

De traditionele IJsland-reis bestaat meestal uit het rijden van weg nummer 1; de IJslandse ringweg, die grotendeels, maar soms op enige afstand daarvan, de kust volgt en zo het vrijwel onbewoonde centrum van het eiland omcirkeld. Van Reykjavik naar Reykjavik over de 1 is een afstand van ruim 1300 km. Die traditie hebben we na enige aarzeling gevolgd, hoewel we het bij een volgend bezoek anders aan gaan pakken.
Wie de ring tegen de klok in doet, krijgt de meest fabuleuze en soms regelrecht vervreemdende landschappen gepresenteerd, waarvan de schoonheid toeneemt naarmate men verder oost- en noordwaarts komt.

Het dooiwater van de grootste gletscher van IJsland, de Vatnajókull, stroomt voornamelijk naar de zuidoostelijke kust. De uitlopers van de gletscher hebben zich echter in de afgelopen tientallen jaren over een zekere afstand teruggetrokken. Vanaf de ringweg zie je de randen aan de horizon liggen. Tussen die gletschers en de kust ligt vaak een volledig kale vlakte van lavagruis. Een regelrecht maanlandschap van enorme omvang, alleen onderbroken door enkele rivieren en riviertjes die het smeltwater naar zee afvoeren. 

















Naarmate je oostelijker komt wordt het landschap bergachtiger en begin je langs een fjordenkust  te slingeren. Noorwegen in het kwadraat, zeg maar. Nog majestueuzer en nòg ongerepter. 
De dorpen hier zijn klein. Vaak niet meer dan een paar huizen rond een benzinepomp annex mini-supermarkt. De combinatie van een zekere desolaatheid met een benzinepomp wekt soms associaties op met de wegen door eindeloze, woestijnachtige vlakten, zoals we ze ook kennen uit Amerikaanse films.

Sommige dorpen hebben desondanks toch een zekere charme, zoals Djúpivogur, waar we een aardig gesprekje hadden met de eigenaar van hotel Framtid, die tevens de plaatselijke camping exploiteerde. 

















Een camping die normaal open was; iets dat in april en begin mei op IJsland bepaald niet strijk en zet is. Met name langs de zuidkust bleken de meeste campings in deze periode nog gesloten. Je mocht er vaak wel staan met je camper, maar toiletten en douches zaten op slot. In Vik hebben we dat opgelost door gebruik te maken van het zwembad, waar we èn konden weken in water van 40 graden èn onder de douche konden. Het aardige is namelijk dat veel IJslandse gehuchten, ondanks alles wat ze nièt hebben, wèl een (verwarmd) zwembad hebben. Warm water is op de meeste plekken op IJsland min of meer gratis; het komt gewoon warm uit de aarde.
De campings hebben, als ze open zijn, ook meestal een gemeenschappelijke ruimte, die goed verwarmd is en waar je vaak zelf kunt koken. Koude ochtenden en avonden zijn derhalve prima te overleven; je hoeft niet urenlang de kachel in je camper te stoken.

Terugkomend op 'aardige gesprekjes': wij hebben de IJslanders ervaren als vriendelijke, behulpzame mensen. Ze zijn veel tegemoetkomender dan de Noren, met wie we ruim een half jaar eerder nog te maken hadden en die soms een hekel aan buitenlandse toeristen lijken te hebben. De IJslanders houden niet van moeilijk doen, maar als uitvloeisel daarvan zijn ze ook niet zo geneigd de puntjes op de i te zetten. Op veel plekken wordt de voorbijganger getroffen door een zekere rommeligheid. Ik hou daar wel van; het is bijna een mediterraans trekje, dat je bij een volk dat deels van Scandinavische herkomst is, niet verwacht. Mogelijk komt het van het deel aan Keltisch bloed, dat ook door de IJslandse aderen schijnt te stromen, omdat de eerste kolonisten op IJsland Ierse monniken waren. De Vikingen schijnen pas later te zijn gekomen.


















Terwijl de landschappen, voor een deel nog met een winterse uitstraling, van de overtreffende trap waren en het vulcanisme, ook door de zwavelstank die op veel plaatsen ruikbaar is (soms stinkt zelfs het leidingwater ernaar) indrukwekkend, viel het voor wat betreft de vogels dus wat tegen.

















Zoals ik al schreef: veel broedvogels waren domweg nog niet of nauwelijks gearriveerd. We hebben niet één levende Papegaaiduiker gezien en ook een karakteristieke soort als Grauwe of de Rosse Franjepoot was er nog niet. Wèl zagen we duizenden Noordse Stormvogels, die ook al druk aan het broeden waren. Het zijn eigenlijk kleine Albatrosjes en de kunst van het vliegen met zo min mogelijk vleugelslagen, gebruik makend van stijgwinden langs steile rotswanden, beheersen ze even goed als hun grotere familieleden. 

















Ook Goudplevieren en Watersnippen waren al in grote aantallen aanwezig. De laatste twee kun je, vooral tijdens de trek, ook in Nederland zien, maar dan moet je het meestal stellen zonder het baltsgedrag, waar deze soorten in IJsland rond eind april heel druk zijn. De Goudplevier produceert tijdens de balts een roep die je Nederland nooit hoort en vliegt daarbij als een overmaatse Leeuwerik: hij klimt met snelle vleugelslagen de lucht in, waarna hij met gestrekte, omhoog geheven vleugels omlaag zweeft. De Watersnip maakt op IJsland duidelijk waarom hij in Nederland de bijnaam hemelgeitje heeft gekregen: tijdens zijn baltsvlucht maakt de Watersnip duikvluchten, waarbij opgezette veertjes aan z'n achterlijf in trilling komen en een mekkerend geluid voortbrengen. Het geluid is in de typische Watersnip biotopen, vochtige heidevelden en moerassen onontkoombaar en de hele dag te horen.
Daarnaast zagen we rond Myvatn vele exemplaren van de IJslandse Brilduiker en een paar Harlekijneenden; beiden typische IJslandse soorten. Ook zeevogels als de Alk, en de Kleine Alk waren in flinke aantallen aanwezig langs de zuidwestkust. De Kleine Jager hebben we daar ook gezien evenals de IJsduiker.
Opvallend is dat veel vogels op IJsland minder schuw lijken dan in Europa. Goudplevieren scharrelen in dorpen rond in tuinen en plantsoenen, en laten zich vrij dicht benaderen. 

















Op de parkeerplaats bij het ijsmeer Jökulsárlón, waar stukken ijs van een uitloper van de Vatnajókull afbreken en naar zee drijven, kon ik de Sneeuwgors formaatvullend fotograferen.


IJsland gaat door voor een dure bestemming. Wij hebben ervaren dat het qua boodschappen niet goedkoop is, maar zolang je winkelt bij de wat grotere supermarkten en je zorgvuldig je keuzes maakt zijn de dagelijkse levensbehoeften niet heel veel duurder dan in Nederland. De winkeltjes die onder één dak zitten met de lokale benzinepomp in een klein gehucht zijn aanzienlijk duurder. Eten in een restaurant kent daarentegen niet dezelfde prijs/kwaliteitverhouding als in Nederland. Voor een een eenvoudig hamburger-menu met een drankje zit je al snel op een (omgerekend) bedrag van € 50,-. We hebben derhalve bijna alle dagen zelf gekookt. 
Onze duurste uitspatting was een rit van anderhalf uur door het IJslandse landschap op, vanzelfsprekend, een IJslandse pony, voor ongeveer € 70,- per persoon. Mijn vrouw had een beetje voorgaande ervaring, maar ik had nog nooit op een paard gezeten. Het viel me niet tegen. Ik voelde me na een paar minuten eigenlijk volledig op m'n gemak. Qua besturing is het in principe eenvoudiger dan autorijden, maar ik had vast een heel lief en gewillig paard. Zeker in de context (klimmen en dalen; een riviertje doorwaden) was het een bijzondere ervaring.


















We gaan zeker nog een keer terug naar deze merkwaardige noordelijke lavaklont.
Hoewel het reizen met een (eenvoudige) camper ons goed is bevallen, gaan we het bij een volgende gelegenheid zeker anders aanpakken. Twee weken bleken genoeg om de ringweg in z'n geheel te kunnen rijden en daarnaast nog een paar zijsprongen in het aangrenzende gebied te kunnen maken, maar je zit alles bij elkaar toch teveel tijd achter het stuur. Bij een volgende reis maken we een keuze voor een paarplekken waar we langer willen blijven en zullen we de afstanden daartussen steeds overbruggen met rit van pakweg 300 km. Dat is zo'n beetje de maximale afstand die je in een dag rijden met een paar stops kunt overbruggen zonder te jakkeren. Over het algemeen geldt op de ringweg een maximale snelheid van 90 km/u., maar het gemiddelde komt toch vaak niet hoger dan zo'n 60 - 70 km/u.

Wanneer de terugkeer op IJsland z'n beslag zal krijgen is nog niet duidelijk. Bij voorkeur gaan we als mijn vrouw gestopt is met haar werk in het onderwijs, zodat we van de schoolvakanties bevrijd zijn. Als we tegen die tijd nog mogen vliegen, tenminste.