woensdag 21 januari 2015

Mr. Turner















De eerste woorden die in film worden gesproken zijn Nederlandse woorden. Twee melkmeisjes in klederdracht lopen keuvelend langs een vaart. We zien een dijk, een molen en vaal zonlicht dat tot ons lijkt te komen door een ijle nevel. De camera laat de twee vrouwen passeren en blijft dan steken bij een figuur met een hoge hoed, op de dijk, die met korte halen een tekening maakt in een schetsboekje.
Zo begint Mr. Turner, de laatste film van regisseur Mike Leigh. De film toont een aantal scenes uit de laatste dertig jaar van het leven van deze Engelse schilder.

Ik zag Mr. Turner afgelopen zondag. Of het iets te maken had met het gegeven dat het een klassieke regenachtige zondagmiddag was, weet ik niet, maar de zaal, in het meestal verre van uitverkochte Delftse Filmhuis, zat behoorlijk vol. De film heeft al de nodige tongen en pennen in beweging gebracht; dat kan ook een verklaring zijn voor de goede publieke opkomst.

Dat Mr. Turner inmiddels een zekere faam heeft verworven kan, denk ik, niet alleen op het conto van Mike Leigh worden bijgeschreven. Timothy Spall, Turner in de film, speelt de rol van zijn leven.
Turner blijkt een man te zijn geweest van weinig woorden. Spall speelt hem als iemand die vooral communiceert door middel van geknor. In allerlei variaties; van bevestigend tot afkeurend. 
Turner is, als de film begint, al een gevierd schilder. Hij beweegt zich in de hoogste kringen. Desondanks stoort hij zich nauwelijks aan conventies. De upper class is kennelijk dusdanig onder de indruk van zijn schilderijen dat men Turner en zijn gedrag tolereert.

Uit het voorgaande blijkt al dat de film geen volledige biografie van de schilder biedt. Maar ook die laatste dertig jaar worden niet als een lopend verhaal getoond. De film is een aaneenschakeling van scenes, die vaak weinig tot geen causaal verband met elkaar hebben. Ze zijn wel min of meer in chronologische volgorde gezet. Van flashbacks is geen sprake. We zien Turner van lieverlee aftakelen en aan het eind van de film gaat hij dood, daarbij zijn vermeende laatste woorden “The sun is God” uitschreeuwend.
De film ontbeert een plot en kabbelt op de beschreven manier twee-en-een-half uur voort.

Ik denk niet dat Mr Turner in Nederland een groot succes zal worden.
De schilder Turner is hier niet erg bekend. Andere historische figuren die in de film de revue passeren, zoals de schilder Constable en de kunstcriticus Ruskin, zijn dat evenmin. Op zeker moment, tegen het einde van de film, verschijnen de pre-rafaëlieten op het culturele toneel. Deze kunststroming, die rond het midden van 19e eeuw opkwam, is buiten de Britse eilanden vrijwel onbekend. Ze werden min of meer de voorlopers van de Arts and Craftsbeweging.
Voor wie onbekend is met de genoemde mensen en dingen valt eigenlijk een hele laag van de film weg.

Evenmin toont de film veel van de ontwikkeling die Turner als schilder heeft doorgemaakt. Dat komt ook door het gegeven dat zijn jonge jaren niet aan bod komen. De ultieme Turner, die uiteindelijk bijna abstracte schilderijen maakte en daarmee, halverwege de 19e eeuw, zijn tijd ver vooruit was, komt min of meer uit de lucht vallen. Terwijl juist dit, kunsthistorisch gezien, van Turner de belangrijke figuur maakt die hij is.

De grote kwaliteit van Mr. Turner is voor mij het portret dat van de man en de maatschappij waarin hij leefde wordt geschilderd.
Leigh slaagt erin de film een Dickensiaanse sfeer mee te geven.

Enerzijds is er het beeld van de monomane schilder, die alleen voor zijn kunst leeft en zich verder nogal egocentrisch en weinig empathisch gedraagt. Met zijn geknor en zijn onbehouwen gedrag zou Turner zó in een boek van Dickens voor kunnen komen. Ook de personen direct om hem heen, zoals zijn huishoudster, die hem volledig verzorgt en eigenlijk hele diepe maar onuitgesproken gevoelens voor hem koestert, passen in die sfeer.
Pas aan het eind van zijn leven begint Turner een relatie die meer betekenis heeft dan een puur zakelijke verhouding, met de eigenaresse van een kosthuis waar hij regelmatig logeert.

Anderzijds zijn er ook een paar momenten waarin de persoon Turner mij kon ontroeren, zoals de scene waarin hij, te gast op een stately home van een van zijn opdrachtgevers, een pianospelende dame tegenkomt. Ze speelt Beethoven en Turner merkt op dat hij zelf een groot liefhebber van Purcell is. De dame zet op zijn verzoek ‘Dido’s lament’ in en Turner zingt, met krakende stem en niet helemaal zuiver van toon, mee. Hij blijft zijn ontroering nèt de baas. “A song about lost love, madam”, zegt hij. Zij bevestigt dat. Zonder verder nog een woord te zeggen neemt de schilder met een korte buiging afscheid.

Daarmee is Mr. Turner een echte acteursfilm geworden. De hoofdrolspeler, van wie ik nooit eerder had gehoord, zet een onvergetelijke Turner neer. Mede door het taalgebruik, dat is doorspekt met 19e-eeuws idioom, toont hij samen met de andere acteurs bovendien een prachtig beeld van een bepaald deel van de Engelse samenleving uit die tijd.

Sommige Nederlandse kijkers zullen de film te lang vinden. Wie echter een beetje anglofiel is, zoals uw correspondent, en ook de andere personen uit de film kent, wordt getrakteerd op een levensecht beeld van een stuk Britse cultuurgeschiedenis, dat geen seconde verveelt.



P.S.: Omdat ik nog nooit van Timothy Spall had gehoord, zocht ik op YouTube naar meer materiaal van hem. Wat blijkt? Spall heeft ook een boot! Een motorboot weliswaar, maar hij doet op YouTube (en kennelijk eerder op de BBC) in een aantal afleveringen op prettig-toeristische wijze een circumnavigation van de Britse eilanden. Ik geef u een link naar deel 1, met daarin buitengewoon fraaie Britse seascapes en (alsof het zo zijn moet) Turner-achtige atmosferen, begeleidt door Spall's al dan niet droog-ironische commentaar.