maandag 30 augustus 2021

Nieuwe Statenzijl

 
 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
De tocht er naar toe was fabuleus geweest. 
Een uur voor laagwater was ik eraan begonnen. In het geval dat het op zeker moment te ondiep zou worden, zou ik het anker laten zakken en wachten op meer water. Ik had de zeilen gestreken en met het dieseltje op 1000 toeren, voer ik in wandeltempo de geul in die me in Nieuwe Statenzijl zou brengen.
Het tochtje stond al jaren op mijn verlanglijstje. En hoewel ik een hekel heb aan het begrip bucketlist, de modieuze vervanger van 'verlanglijstje', wanneer het om activiteiten gaat, was Nieuwe Statenzijl een plek waar ik geweest wilde zijn. 
Gelegen in de uiterste zuidoosthoek van de Dollard, op honderd meter van de grens met Duitsland, bestaat het oord uit niet meer dan een schut- en spuisluis, één of twee huizen en aan de binnenkant van de dijk een klein haventje waar een paar bewoonde schepen liggen. Ik had er thuis foto's van gezien. Buiten de sluis ligt een drijvende steiger met een paar bootjes, waaraan ik wilde afmeren.

Het mooie was: op geen moment werd het te ondiep om verder te varen.
Ik was al een flink eindje onderweg en het punt gepasseerd dat volgens de kaart droogviel bij laag water, toen ik in de gaten kreeg dat de kentering al was gepasseerd. Aan de kleine groene drijfbakens, die de geul markeren, kon ik zien dat de stroom inmiddels in de richting van Nieuwe Statenzijl liep. Het water kwam weer op en ik had stroom mee.
De geul werd wel steeds smaller en de modderbanken links en rechts steeds hoger. Uiteindelijk lag het betrekkelijk vlakke oppervlak van de banken zo'n beetje op ooghoogte, als ik in de kuip ging staan. Op die banken duizenden vogels, vooral ganzen. Soms ook zwommen ze in het geultje en liepen ze bij nadering van de boot het water uit, waggelden tegen de steile randen van de bank op en verwijderden zich zó ver van de geul als ze veilig achtten. Ik keek, met een soort kikkerperspectief, tussen hun poten door.
 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
De dieptemeter gaf gestadig minder water aan. Soms raakte de kiel even de grond, maar de boot bleef bewegen in de richting van de sluis. Ik liet mezelf door het opkomende tij voortduwen. De geul begon hevig te kronkelen, maar juist in die situatie zit in de buitenbochten de meeste diepte, weet ik uit ervaring. Steeds de buitenbocht houden, dus.
 

 



 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Op zeker moment verscheen er riet op de banken naast de geul. De Dollard is door de toevoer van zoet water uit de Eems en vanuit de spuisluis bij Nieuw Statenzijl niet puur zout, maar brak. Zoet genoeg om de groei van riet mogelijk te maken.
Voor ik het wist kwam de Kiekkaaste in beeld. Ik wist van de plaatjes op internet dat het ding er stond. Een soort luxe vogelkijkhut op palen. Naar later bleek een serieuze trekpleister voor toeristen en vogelliefhebbers. Vanaf de Kiekkaaste was het nog één recht eind van een paar honderd meter tot de sluizen en de drijvende steiger.
 

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Aangekomen bleek die steiger ook op een modderbankje te liggen. Direct voor de sluis is voldoende diepte om te blijven drijven en te manoeuvreren. Om aan te leggen op de steiger moest ik nog even wachten tot het water verder was opgekomen en de steiger daadwerkelijk dreef. Ik heb maar even vastgemaakt op het remmingwerk van de schutsluis, waarvan de lichten op dubbelrood stonden en waar voorlopig dus niks ging gebeuren.
 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Anderhalf uur later schoof ik op een vrije plek aan de steiger. Het was ongeveer één uur in de middag.

Die steiger wordt door een loopbrug met een hek erop verbonden met de vaste wal. Het hek zit op slot, maar een bordje aan mijn kant ervan meldt dat dit de steiger is van de vereniging De Dollardrobben. En dat ik een lokaal nummer moet bellen en de havenmeester moet melden dat ik ben gearriveerd.
Als ik dat doe, krijg ik een oudere vrouw aan de telefoon,. Ik leg uit waarom ik bel, maar ze lijkt enigszins in paniek te raken. Haar man kan nu niet komen, want ze moeten naar een begrafenis! Dat langskomen kan pas 's avonds. Ik haast me om haar gerust te stellen. Dat ik tot de avond moet wachten, voor haar man komt, is voor mij geen enkel probleem. 
Desondanks is het een  meevaller dat een paar minuten later een vrouw door het poortje de steiger op komt. Het blijkt ook een gast, een Duitse zelfs. Ze heeft een sleutel en ze gaat zodadelijk vertrekken. Ik krijg haar sleutel, met het verzoek hem te zijner tijd weer aan de havenmeester te geven. Dat komt mooi uit, want nu kan ik nog even met het vouwfietsje naar Nieuweschans fietsen, om wat boodschappen te doen.

'S avonds, rond een uur of acht, hoor ik wat geschuifel op de steiger. Een oude man met een stok komt voetje voor voetje naar mijn boot. De havenmeester. Hij gaat in het gangboord van de motorboot naast mijn boot zitten, dat daarvoor precies de goede hoogte heeft, en pakt zijn bonnenboekje. Tegelijkertijd kijkt hij onder een matje dat voor de ingang van de motorboot ligt. Ik weet wat hij zoekt en laat hem de sleutel zien, die ik van de Duitse mevrouw heb gekregen. Hij is even flabbergasted, maar herpakt zich snel. Prima dat ik al een sleutel heb; ik kan hem bij vertrek weer onder het matje achterlaten.
 
Na het afrekenen van een verwaarloosbaar bedragje praten we even.
Hij is garnalenvisser geweest en daarna bijna dertig jaar sluismeester van de schut- en spuisluis van de Carel Coenraadpolder, ongeveer drie kilometer ten westen van Nieuwe Statenzijl. Die sluis, gebouwd in 1924, bestaat niet meer. Hij is vervangen door het complex bij Nieuwe Statenzijl. Varen doet de havenmeester ook niet meer: z'n boot staat ergens in een schuur. op de wal. Hij beleeft trouwens toch niet zoveel lol meer aan de vereniging. "Heb jij dan nog iemand gesproken, sinds je hier ligt? Ze zeggen geen boe en geen bah!".  Zijn linkerhand en arm werken niet goed meer sinds een akkefietje met een schaap, dat hem ondersteboven liep.
De stemming bij de havenmeester is niet optimaal, wat ook moeilijk kan worden verwacht, net na een begrafenis. De overledene was een zus van zijn vrouw, zo vertelt hij. Zelf blijkt ie drie-en-negentig te zijn en dus goed doordrongen van de eindigheid van het leven. Het wordt allemaal minder; hij kan niet veel meer. Hij zegt het niet, maar de lol is er voor hem wel een beetje af. Zijn onderlip trilt heel even.
Nou ja; hij gaat maar weer 's naar moeder de vrouw. 
Als hij bijna bij de loopbrug, is komt hij nog een keer terug. Hij heeft het bonnenboekje in het gangboord van de motorboot laten liggen.

Het was niet alleen het vooruitzicht van het ritje tussen de hoge banken dat me naar Nieuwe Statenzijl bracht. De plek ligt aan de noordoostelijke uithoek van het Reiderland en het Oldambt. 
Eerder schreef ik over het boek 'De graanrepubliek' van Frank Westerman en sindsdien was er niet alleen het verlangen om Nieuw Statenzijl te zien, maar ook het Oldambt.
Een dag later fiets ik langs Hongerige Wolf en Ganzendijk naar Finsterwolde, dat in het bezit blijkt van een prachtig oud en parkachtig kerkhof en een bijzondere, vrijstaande klokkentoren, die naast een veel oudere kerk zònder toren staat. Her en der ook herenboerderijen, waarvan het woonhuis in Engeland een stately home zou worden genoemd. In Oostwold is een klein vliegveldje, waar je nog een heuse, luchtwaardige P-51 Mustang kan bekijken. Helaas waren de Grauwe Kiekendieven, waarom het gebied ook bekend staat, nergens meer te zien. Misschien waren ze al op trek.




 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Op de terugweg kom ik langs de plek waar het sluisje van de havenmeester heeft gelegen. 
Uit een bord dat het Waterschap ter plekke heeft neergezet, blijkt dat de sluis er feitelijk nog steeds is. Men heeft hem in 1990, bij het op deltahoogte brengen van de dijk, overdekt met aarde. Begraven als het ware. Op het bord staan foto's van het sluisje en van de sluismeester. Ik herken de havenmeester, hoewel hij op de foto ruim dertig jaar jonger is.
Dicht bij het bord staat één huisje, vermoedelijk zijn oude dienstwoning, waar hij nog steeds woont. Dat heeft het Waterschap hem gelukkig gelaten.

De havenmeester, zoon van het Reiderland. Ik had graag nog langer met hem gepraat. Maar als rechtgeaarde Groninger dacht hij: nait soezen, en stapte op voor de emotie hem teveel werd.