maandag 13 februari 2023

Noorwegen en Karl Ove Knausgård

















Dit blog is geen kwestie van heilig moeten. Dat zal de regelmatige lezers ondertussen wel duidelijk zijn. Het bestaat voornamelijk omdat ik, als ik er de tijd voor heb, graag schrijf. De lezer zou kunnen denken dat ik er desondanks een zekere pretentie mee heb. Welke dat zou kunnen zijn weet ik eerlijk gezegd ook niet. Ik denk dat dit wordt gelezen door enkele anderen dan ikzelf, maar eigenlijk weet ik zelfs dat niet helemaal zeker. 

In de titel van dit stukje wordt Karl Ove Knausgård genoemd. En nu denkt u misschien dat ik in mijn inleiding niet voor niks het woord pretentie heb gebruikt. Waarbij ik er (ook al weer ongemerkt) vanuit ga dat u weet wie Knausgård is en, sterker nog, wel eens het één en ander van hem hebt gelezen.
Hoewel zijn naam al een paar jaar rondzingt in de wereld van de literatuur, had ik zelf tot voor kort nog geen letter van hem gelezen. Niet dat ik dat heel bewust heb nagelaten. Ik ben steeds selectiever geworden in wat ik lees en wat niet. Romans lezen doe ik eigenlijk helemaal niet meer.
Het idee om iets van Knausgård te lezen kwam voort uit een andere actualiteit: het gegeven dat we deze zomer onze vakantie zouden doorbrengen in Noorwegen. Knausgård is een Noor en hoewel er in elk reisboekje over Noorwegen wel iets te vinden is over de volksaard, dacht ik met hem een hedendaagse Noor te pakken te hebben. Eentje die midden in het leven staat en waarvan het gedachtengoed misschien iets zou kunnen zeggen over hoe de moderne Noor zijn leven leeft.
Ik besloot bij het begin te beginnen: het eerste deel van zijn cyclus Mijn Strijd, getiteld: Vader.

Ik gebruikte hierboven het woord 'roman', maar een paar gelezen regels zijn genoeg om duidelijk te maken dat Vader helemaal geen roman is. Het is een geromantiseerde biografie. Ik lees graag biografieën, maar in dit geval is het feit dat het een geromantiseerde biografie is de redding van het boek. Knausgård leidt namelijk helemaal niet zo'n interessant leven. Zijn jeugd is tamelijk doorsnee (welke millennial heeft geen gescheiden ouders?) en ook zijn latere jaren, waarin de worsteling wordt beschreven die hen uiteindelijk tot schrijver maakt, is niet zo héél bijzonder. Het verhaal daarover zit zo nu en dan zelfs aan de larmoyante kant.
Hoewel zijn vader steeds in het boek aanwezig is, wordt pas in de tweede helft van het boek, als hij dood is, duidelijk waarom het die titel heeft gekregen. Tot dat punt is het vooral Karl Ove's biografie.
In een recensie die ik ergens op internet las, schreef de recensent dat hij bij lezing van het boek gaandeweg de neiging tot diagonaal lezen ontwikkelde. Knausgård heeft inderdaad veel woorden nodig, lijkt nodeloos uit te weiden over zaken die het verhaal niet echt ondersteunen, en heeft ook een neiging om extra gewicht aan te brengen in de vorm van filosofische bespiegelingen, waarvan het doel mij evenmin duidelijk werd.
Maar vreemd genoeg had het boek me op zeker moment toch in z'n greep. Ik las het terwijl we in Noorwegen waren. Na een lange wandeling, of na het ontbijt 's morgens, als er even niks anders te doen was, pakte ik het boek steeds weer op.

Tussen die leessessies door zagen we Noorwegen zoals we het tot nu nog niet hadden gezien. In 2000 waren al eerder een paar weken in het land, maar zoals de natuur zich nu toonde was indrukwekkender dan die eerste keer.
We troffen verhoudingsgewijs goed weer. Hoewel de Noren daar hele andere ideeën over hebben dan wij Nederlanders. Op een camping in Bismo, dat in west - oost richting ongeveer halverwege de fjordenkust en Zweden ligt, en derhalve in wat de Noren "het binnenland" noemen, vertelde de mevrouw van de receptie ons dat het vaak druk was bij haar. De mensen uit de kustgebieden vierden graag in het binnenland vakantie, want "hier regent het nooit". Gedurende de dagen dat we op haar camping stonden, kwamen er diverse buitjes voorbij, maar voor de lokale bewoners was dat te verwaarlozen. Aan de fjordenkust maakten we inderdaad één dag mee, waarop het een groot deel van een nacht en een dag regende.
Er zijn dus wel wat verschillen, maar drie weken droog aan één stuk komt in Noorwegen niet voor.
Wat ons ook trof in Bismo en op veel meer plaatsen in Noorwegen: de luxe van de openbare voorzieningen. Het dorp in kwestie kan niet veel meer dan een paar duizend inwoners tellen, maar het had wel een serieuze atletiekbaan met tribune en allerlei andere kostbare sport-accomodaties. Die zagen we overigens op meerdere plaatsen tijdens onze reis, naast enorme buurtcentra, nagelnieuwe scholen en ongelofelijke infrastructurele voorzieningen. Om een indruk te geven van dit laatste: op zeker moment reden we vanaf de rand van de Hardangervida, een hoogvlakte, een tunnel in. Deze schroefde zich op zeker moment in wijde kringen een paar honderd meter naar beneden, om uit te komen in een smalle kloof van onmetelijke diepte. Dat laatste mag u letterlijk nemen: de wolken hingen lager dan de bovenrand van de kloof.
Het aantal electrische auto's in Noorwegen ligt verhoudingsgewijs vele malen hoger dan op dit moment in Nederland en overal zijn dan ook laadpalen in overvloed. Meestal is nog niet helft op een bepaalde plek bezet.
Dat Noorwegen door zijn olie, gas en waterkrachtstroom stinkend rijk is, was ons al bekend. Maar het is ondertussen, in tegenstelling tot twintig jaar terug, ook echt te zien. Ik denk dat de welvaart die Nederland jarenlang te danken had aan de Groningse gasbel, klein bier is bij de huidige Noorse welvaart.



De bijdrage van Bismo aan het Noorse trekkershutten-bestand.
Op maar een uur lopen van de bewoonde wereld,
maar voorzien van een houtkachel en een panoramisch uitzicht.



















Jammer genoeg lijkt er ook een negatief kantje aan die welvaart te zitten.
Misschien waren Noren altijd al wat in zichzelf gekeerd en weinig geneigd tot extravert gedrag, maar wij kregen soms ook het idee dat men niet echt op buitenlandse toeristen zit te wachten. De Noor straalt niet altijd uit dat je welkom bent als klant; men heeft je klandizie niet echt nodig.
We hebben dan ook niet veel aardige gesprekjes met Noren kunnen voeren, hoewel vrijwel elke Noor die jonger is dan vijftig redelijk Engels spreekt . Een uitzondering op de regel was het meisje waarmee ik een tijdje praatte in een bezoekerscentrum van een natuurgebied. Ze vertelde over de schaduwkanten van de goedkope Noorse electriciteit. Er werd, volgens haar, nogal verspillend mee omgegaan en ook aan waterkracht zaten de nodige ecologische nadelen. Een andere jonge Noor wees ons een van de weinige toegangswegen tot het interieur van de Hardangervida (30 km. over een onverharde weg, een aparte ervaring), waar we de genoemde ecologische nadelen van de stroomopwekking zelf konden zien.




'









Wat de Noren nog als 'wildernis' beschouwen.
Volgens hun definitie is er in Nederland geen m2 natuur meer over.
















Vader heb ik uiteindelijk in een paar weken tijd uitgelezen.
Ik heb daarna nog geprobeerd een bundel essays van Knausgard te lezen (Het Amerika van ziel), maar dat was toch een beetje boven mijn macht. Of misschien was het schrijven van dat boek boven de macht van Knausgård; daar wil ik vanaf zijn. Veel pretentie maar nauwelijks inzichten die bij mij aankwamen.
Misschien moet ik als volgende Noorse schrijver 's iemand lezen die een klassieker schreef die al meer dan honderd jaar tot de canon van internationale literatuur behoort. Honger van Knut Hamsun, bijvoorbeeld. Of Knausgård over honderd jaar nog wordt gelezen, zal nog moeten blijken. 
Ik sluit desondanks niet uit dat de schrijver een indruk geeft van de geestesgesteldheid van de moderne Noor: in zichzelf gekeerd  en overmand door luxe-problemen.

De laatste nacht in Noorwegen brachten we door op een camping vlak bij Oslo. Eigenlijk was het meer een camping met vaste staanplaatsen voor caravans van het type dat in Nederland een chalet wordt genoemd. Waardoor we wel min of meer tussen de Noren zaten en dan Noren van het, laat ik maar zeggen, 'volkse' type. Je komt er dan achter, dat zeker in de omgeving van Oslo, de bevolking qua mentaliteit niet heel veel verschilt van die in de Nederlandse grote steden.
Op weg naar de veerboot zagen we in de verte nog een glimp van het eilandje Utoya, waar Anders Breivik elf jaar eerder had huisgehouden.

Alles bij elkaar vroeg ik me af hoe gelukkig de Noren gemiddeld genomen zijn en of het een land is waarnaar ik zou willen emigreren. Misschien is het een kwestie van er vaker komen. Van Frankrijk dacht ik lang geleden, net als vele Nederlanders, ook: "mooi land, maar jammer dat er Fransen wonen".
Maar daar ben ik, na vele reizen in dat land, toch anders over gaan denken.


Noot: dit stukje werd in grote lijnen eigenlijk al maanden geleden geschreven. Het heeft wat liggen sudderen en na wat bijschaven heb ik het uiteindelijk toch op dit blog gezet. Dat moment viel vrijwel samen met het verschijnen van een column van Sander Schimmelpenninck in de Volkskrant. Hij komt ook wel eens in Noorwegen. Zijn observaties en de mijne kennen overeenkomsten.

Naschrift, 15 september 2023: ergens in het bovenstaande epistel schat ik dat het dorp Bismo, met zijn prachtige atletiekbaan, een paar duizend inwoners heeft. Vandaag zocht ik het even op in Wikipedia. In 2021 telde het 634 inwoners.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten