zaterdag 28 september 2019

De thuisreis

















Dit is deel 5 van het verhaal over mijn zeilreis naar Engeland. Deel 1, 2, 3 en 4 vindt u respectievelijk hier, hier, hier en hier.
 

Nu er weer een lekker windje staat, wordt er meteen ook weer wat meer gezeild op de Deben. Want als me één ding is opgevallen, dan is het dat op zowel de Deben als de Orwell door kajuitzeilboten vooral op de motor wordt gevaren. Dat zal ook wel wat te maken hebben met de beperkte ruimte voor opkruisen die er op beide rivieren is en het gegeven dat niet alle rakken, vooral van de kust het binnenland in, altijd bezeild zijn. Een uitgelezen dag als deze echter, met z'n frisse bries en prachtige wolkenluchten, schreeuwt om een lekker stukje zeilen. Ik kom verscheidene klassiekers tegen. Allemaal boten die waarschijnlijk pas bij vier beaufort lekker gaan lopen. De verhalen die Maurice Griffiths* lang geleden schreef over het zeilen op de East Coast Rivers komen als het ware tot leven.

































Bij de Ramsholt Arms, een andere bekende East Coast pub, ligt een wat minder klassiek polyester jacht tegen de kade, dat men kennelijk straks, bij afgaand water, wil laten droogvallen. Om het tegen omvallen te behoeden, heeft men vast één van de vallen opzij van de boot op de wal vastgezet.

















Felixstowe Ferry nadert met rasse schreden. Volgens de getijde-app die ik gebruikt, moeten we dicht bij hoogwater zitten, maar de stroom giert nog met een flink tempo naar binnen. Als ik opnieuw de rode Deben ton passeer, zie ik in die buurt een soort van staande golf van een halve meter hoog.
Iets eerder heb ik de motor al gestart. Het stukje naar de West Knoll is kei hoog aan de wind en er moet flink gas bij om tegen de stroom in naar buiten te komen.

















Omstreeks 15.00 u. verleg ik de koers naar het oosten, richting de rood-witte aanloopton Woodbridge Haven. Eenmaal daar aangekomen ga ik op een koers die bijna pal oost is, om de wind, die westzuidwest is, bakstag te houden en gijpen te vermijden. Ik ben van plan de terugweg grotendeels langs dezelfde route te varen als de heenweg, dus opnieuw langs de noordrand van het windpark Outer Gabbard.

















Dat maakt het nodig om na enige tijd de koers te verleggen naar één die gemiddeld rond de 75 graden ligt. Gemiddeld, want omdat ik op een koers van 75 graden de wind plat van achter heb, ga ik afkruisen, wat inhoudt dat ik afwisselend paar mijl een koers van iets minder dan 60 graden vaar en vervolgens weer een paar mijl een koers van iets meer dan 90 graden aanhoud . Op die manier moet wel bij elke koerswijziging gijpen, maar dat moment kies ik nu zelf en daarom kan dat gijpen beheerst en zonder risico. Bovendien houd ik over zowel de ene als de andere boeg, ook de fok vol en ligt de snelheid door het water dus hoger dan wanneer ik met alleen het grootzeil en een klapperende fok plat voor de wind zou blijven varen.

De wind lijkt een beetje af te nemen. Ik haal de reef uit het grootzeil. De boot loopt een mooie vaart: soms meer dan 7 knopen over de grond. Waarschijnlijk een gevolg van het feit dat de stroom rond de kentering en op enige afstand van de kust, een uurtje haaks op de kustlijn staat.
Diezelfde stroom, in die richting, zorgt een kleine twee uur na het verlaten van de Deben-mond voor een tafereel dat er in eerste instantie nogal angstaanjagend uitziet. Voor de boot en vrijwel haaks op de koerslijn ligt een zone met buitengewoon korte, steile en tamelijk hoge golven. Echte grondzeeën zijn het niet, maar ik begrijp wel meteen waarom deze onstuimige strook water daar ligt. Eronder ligt namelijk de Shipwash bank, die op de heenweg onder vrijwel windstille omstandigheden passeerde. Het is niet lang na hoog water en nog voor half tij. Een blik op de kaart leert dat er op de plek waar ik de bank kruis bij laagwater nog altijd 5 m. water moet staan. Ik vaar dus maar gewoon door de klotsbak heen, met één oog permanent op de dieptemeter. Er blijkt ter plaatse uiteindelijk inderdaad nog aanzienlijk méér dan 5 m. water onder de kiel te zitten en er komt geen druppel zeewater in de kuip, maar een klein beetje eng was het wel.

De wind ruimt langzaam naar het noordwesten  en eenmaal aangekomen bij Outer Gabbard hoeft er niet meer afgekruist te worden. Langzaam schuiven de windmolens aan stuurboord voorbij. Recht vooruit, op enige mijlen afstand, drijft een bui van NW naar ZO. Dat levert wat extra wind op, maar van regen blijf ik verschoond.

































Halverwege Outer Gabbard en Noord Hinder valt de schemering in. Het potje gaat weer op het vuur en na het nuttigen van een eenvoudige, doch voedzame maaltijd en twee koppen niet te slappe koffie ga ik er weer voor zitten.

















De nacht gaat voorbij zonder noemenswaardige incidenten. Tijdens het passeren van Noord Hinder meen ik één keer te zien dat een schip zijn koers een paar graden verlegd om mij wat ruimte te geven. Misschien werkt de radarreflector in de achterstag toch beter dan ik vaak aanneem.

In de tweede helft van de nacht neemt de wind af en tegen de dageraad is ie zover ingekakt, dat ik de motor start.
We duiken weer de Borssele-pass in. De Prins de Nederlanden blijkt nog steeds aan de rand van windfarm Borssele rond te hangen, maar hij blijft deze keer uit mijn buurt. Ook hoor ik weer het guardvessel Fortuna, dat de westkant van het Belgische windpark Bligh Bank bewaakt. Op kanaal 16 roept het een zeiljacht op dat het windpark binnen dreigt te te varen.
In de vroege ochtend naderen we de Zeeuwse kust. Ik zie weer wat schepen die van en naar de Westerschelde varen op een kruisende koers voorbij komen, maar de CPA's worden niet kleiner dan een paar mijl. Dichter bij de Oosterscheldemond gekomen blijkt dat de stroom helaas naar buiten loopt, waardoor het tot bijna twaalf uur 's middags duurt eer ik in de Roompotsluis lig.

Na de sluis zoek ik de Betonhaven weer op en slaap ik een paar uur een diepe, droomloze slaap.

Mijn eerste zeilreis naar het perfide Albion zit er op.


Hieronder weer de gevaren track:



* Maurice Griffiths, ooit hoofdredacteur van Yachting Monthly, schreef voor de tweede wereldoorlog en in de jaren direct daarna een reeks verhalenbundels over het zeilen aan de Engelse Oostkust. Titels als The magic of the swatchways en The first of the tide worden nog steeds herdrukt en zijn ook in het Nederlands vertaald.
De in één van de eerdere afleveringen van mijn reeks genoemde Hans Vandersmissen ontleende waarschijnlijk veel van de inspiratie voor zijn eigen verhalen aan Griffiths.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten