zaterdag 21 september 2019

De Deben


















(dit is deel 4 van een verhaal over mijn reis naar de Engelse Oostkust. De delen 1, 2 en 3 vindt u respectievelijk hier, hier en hier)

De morgenstond heeft weer vrij vroeg goud in de mond op mijn ankerplaats in de Walton Backwaters, vlak bij Titchmarsh Marina.
Terwijl ik m'n ontbijt maak, overdenk ik een beslissing, die ik eigenlijk gisterenavond al genomen heb. In de loop van de tocht heb ik via Whatsapp (dat werkt hier aan boord bijna net zo vlot als thuis) contact gehouden met een andere zeiler, die me vijf dagen geleden zag vertrekken uit Sint Annaland en die ik op de hoogte heb gehouden van mijn wederwaardigheden. Volgens hem moest ik eerst het laaghangende fruit plukken en niet naar de Blackwater gaan, maar naar de Deben. De ervaring van gisteren en een blik op de weersverwachting in de volgende week hebben me uiteindelijk overtuigd. De stroom kentert overdag net wat te vroeg in de verkeerde richting voor de Blackwater en ook de wind blijft te lang in de zuidhoek. Daar komt bij dat het erop lijkt dat vanaf woensdag de omstandigheden om weer terug te zeilen naar Nederland minder optimaal worden, om het eufemistisch uit te drukken. De vraag is wanneer die omstandigheden daarna weer beter worden. Na het weekend zitten we in september en is de 'r' in de maand.

Aan wind is vandaag geen gebrek. Er staat een dikke 4 bft (kleine 5) uit het zuidwesten. Hoogwater bij Felixstowe Pier, dicht bij de mond van de Deben, is om 12.21 u. Engelse zomertijd. Ik wil ruimschoots voor dat moment bij die mond arriveren. De aanloop van de Deben is één van de meer beruchte stukken water aan de Engelse Oostkust. Vastlopen bij afgaand water is minder risicoloos dan op de zachte modder van de Backwaters of de Orwell. De bodem van de Debenmond bestaat uit grind en is een heel stuk harder dan modder.. Het ondiepste stuk in de betonde geul is volgens de laatste informatie bij laag water iets meer dan een halve meter diep. Wadloper steekt 0,8 m. Ik heb dus niet veel  extra water nodig, maar de geul ter plaatse is niet heel breed en een stuurfoutje of even niet letten op een eventuele dwarsstroom kan me zomaar in een zône brengen waar het ondieper is.

Bij het vertrek door het Walton Channel is het ook wat meer opletten dan in de andere hoofdgeul van de Backwaters, Hamford Water, waar ik eerder voor anker lag. Vanwege de nabijheid van het gelijknamige stadje, is het Walton Channel bezaaid met moorings. Alleen bij de ingang liggen tonnen, verder moet je maar zo'n beetje tussen de boten aan hun meerboeien door crossen; dan weet je zeker dat je in het diepe deel zit.
Dat er bij de ingang tonnen liggen is wel fijn, want juist daar is de geul tamelijk smal en ondiep. De randen van de geul zijn steil en aan de zeekant bestaat de oever voor een deel eveneens uit grind.

















Eenmaal in het tonnenstraatje naar de Pye End zet ik de fok, maar ik laat de motor zachtjes meedraaien. We liggen plat voor de wind en omdat die vrij krachtig is heb ik geen zin in het grootzeil en om de haverklap gijpen.
Aangekomen bij de geul naar Harwich en Felixstowe dwingt de ochtendboot naar Hoek van Holland me om tijdelijk evenwijdig aan zijn koers te gaan varen.

















Zodra ik z'n spiegel kan zien, verleg de koers weer naar het noordoosten en met een ruime 4 knopen varen we, tegen de vloedstroom in, richting de rood-witte Woodbridge Haven ton, waar de aanloop naar de Deben begint.
Het is nog minstens twee uur voor hoog water, als we daar aankomen.

















De koers gaat naar noordwest en met halve wind gaan we op een ware koers van 321 graden met een aardig gangetje op de rode West Knoll ton af. Daar aangekomen moet de koers naar 6 graden en varen we in de tonnenlijn die me veilig binnen moet brengen. Rood aan bakboord en groen aan stuurboord. Van de grindbanken is al niet veel meer te zien. Aan stuurboord is nog wat brekend water; daar moet ik dus niet zijn. Aan bakboord, een paar honderd meter uit elkaar, staan twee zogenaamde Martello towers, ooit neergezet als verdediging tegen een invasie door de troepen van Napoleon, die nooit kwam.

















De snelheid is inmiddels flink opgelopen. De vloed sleurt me met bijna acht knopen naar binnen. Aan de overkant staat Bawdsey Manor, met z'n vele torentjes. Ooit neergezet door een 19e eeuwse industriebaron, was het later het de plek waar de Britten, in de aanloop naar de Slag om Engeland, radar ontwikkelden*.

















Zodra we de tonnen voorbij zijn is dicht onder de wal varen de boodschap; daar is de meeste diepte.
Felixstowe Ferry, waar een voetveertje vaart, flitst voorbij. De stroomsnelheid neemt wat af en het water wordt vlakker.















 

















Nadat we wederom door een veld van moorings zijn gesjeesd, leg ik de boot even hoog aan de wind en trek ik het grootzeil, met één reef, erbij. De motor kan uit.

De Deben heeft een ander karakter dan de Orwell. Omdat er geen beroepsvaart van betekenis is, is er op het eerste stuk geen betonning.
De oevers zijn op het eerste stuk ook laag. Net voor ik de Ramsholt Arms een kroeg op de linkeroever (wel aan stuurboord, in mijn geval) bereik, begint het heuvellandschap zoals dat ook langs de Orwell ligt.
Een ander opvallend verschil is dat er op de ondiepe delen vaak biezen of riet staat. Daardoor ontstaat de indruk dat de rivier meer brak dan puur zout is.

 






























 
















Hoewel het bevaarbare deel van de Deben duidelijk smaller is dan op de Orwell, is het landschap door de hier en daar behoorlijk brede schorren toch vaak weidser dan daar.
De Deben kronkelt ook wat meer dan de Orwell, maar met de zuidwesten wind die er staat is ie nèt op alle rakken bezeild. Buiten wat open zeilboten, die soms harder gaan dan de Wadloper, kom ik weinig andere boten tegen.

Na Waldringfield, waar ik de Katie L., de boot van Dylan Winter** aan een mooring zie hangen,

















nader ik al snel Woodbridge.
Troublesome Reach is eigenlijk toch net te hoog aan de wind om bezeild te zijn; de naam is goed gekozen. Ik wacht te lang met overstag gaan, omdat er net een flinke zeilboot schuin achter me aan loef vaart. Die biezen komen nu wel erg dicht bij.. Terwijl ik dat denk, schuif ik onder een helling van pakweg twintig graden de glorious mud in. Vast!
Grootschoot los, fok weg. De boot richt zich weer op, maar ik ben bang dat we aardig diep in de prut zitten. De enige troost is dat de vloedstroom nog steeds loopt. Als ik de motor start en volgas achteruit geef, komen we toch nog vrij makkelijk los.

Na deze escapade maak ik het verder maar niet moeilijker dan nodig is.
Zorgvuldig op de diepte lettend, vaar ik naar de Tidemill Marina. De tide gauge bij de drempel waarover je binnenkomt geeft al meer dan voldoende diepte. Ik vaar naar binnen, maar wordt door een geagiteerde havenmeester weer naar buiten gestuurd. Men wil net een motorboot te water gaan laten met de botenlift en hoewel het ding nog niet eens boven het dok hangt waar men hem in wil laten zakken is dat gegeven èn het gegeven dat hij mij een ligplaats moet wijzen, kennelijk meer dan de havenmeester aan z'n hoofd kan hebben. Hij vindt bovendien dat ik hem eerst op VHF 80 had moeten oproepen.
Ik vaar weer naar buiten, wacht tot de motorboot ook buiten is en roep de havenmeester via de marifoon op. Hij geeft geen antwoord, maar staat even later te zwaaien dat ik nu kan binnenkomen.
Bij het afrekenen biedt hij zijn excuses aan voor zijn enigszins onbehouwen gedrag en ik doe hetzelfde voor het niet van tevoren oproepen. We gaan als de beste vrienden uit elkaar.

Aan het eind van de middag  loop ik langs de Tidemill (een korenmolen die wordt aangedreven door het getij) en  overde kade Woodbridge in. Aan de kade ligt  een bont assortiment aan (woon-)boten, soms van Nederlandse afkomst.

















Het stadje blijkt een market town zoals er in Engeland vele  zijn. Het is er redelijk druk, er is wat toerisme en ik zie al snel een pub: The Anchor. Komt goed uit, want ik zou nu toch wel eens een goed getapte pint bitter willen. De keus valt op een IPA van Green King, een brouwerij uit Bury St. Edmunds, een stadje in de buurt. De barman doet zijn werk goed. Genieten.

De volgende ochtend is het zaterdag. Het is tijd voor een serieuze expeditie op Engelse bodem. Het vouwfietsje komt voor de tweede keer op deze reis uit de hondekooi en ik zet, via de B1438 en de A1152, koers naar Sutton Hoo. Dat ligt ten oosten van Woodbridge op de andere oever van de Deben. De plek verwierf in 1939 internationale bekendheid omdat er een bijzondere archeologische vondst werd gedaan: een team van amateurs legde er een ship burial bloot. Eén van die amateurs was desondanks nog wel zó professioneel, dat hij de omtrek van de boot die bij de begrafenis was gebruikt, zichtbaar maakte door de metalen nagels,waarmee de huidgangen aan de spanten waren bevestigd, één voor één vrij te maken van de omringende aarde. Daarbij zorgde hij er echter wèl voor dat nagels bleven zitten op de plaats waar hij ze vond. De huidgangen en de spanten waren al grotendeels tot stof vergaan.



















Onder de boot bleek zich een grafkelder te bevinden met daarin de resten van een man en veel van zijn bezittingen, waaronder zijn helm, zijn zwaard en allerlei kostbaarheden.
In eerste instantie werd gedacht aan een Viking-graf, maar later onderzoek, na de oorlog, heeft aannemelijk gemaakt dat het hier gaat om iemand van Anglo-Saksische afkomst, mogelijk koning Raedwald van het koninkrijkje East Anglia, die omstreeks 625 stierf.
In latere jaren heeft men op enige afstand van de feitelijke vindplaats een bezoekerscentrum met een klein museum gebouwd.

















Het geheel is het bekijken meer dan waard.
Omdat er ook wat wordt verteld over het Engeland van nèt na het vertrek van de Romeinen, rond 400, wordt duidelijk dat het land van meet af aan een smeltkroes van culturen is geweest. Van oorsprong woonden er vooral Kelten. Vervolgens drukten vanaf 43 na christus de Romeinen hun stempel op het zuiden en midden van Engeland. Nu hun vertrek kwamen Vikings, Angelen (uit Denemarken) en Saksen (uit Noord-Duitsland). Tenslotte vielen in 1066 de Normandiërs (die overigens naast Frans bloed, ook Viking-bloed in de aderen hadden) Engeland binnen. Hun cultuur zou in de volgende eeuwen de bepalende factor zijn. De Engelsen zijn derhalve voortgekomen uit het samensmelten van een reeks van volken.

Ten zuidwesten van Woodbridge ligt Martlesham Heath.
Ooit lag daar een vliegveld, dat een niet onbelangrijke rol speelde in de Tweede Wereldoorlog. Het vliegveld is inmiddels geheel 'overwoekerd' door na-oorlogse bebouwing, maar de verkeerstoren staat er nog. Er huist een museum dat het één en ander vertelt over de geschiedenis van het vliegveld.
Vanwege bepaalde operaties vanaf dat vliegveld naar de Biesbosch en omgeving in mei 1940 bestaat er een link tussen Martlesham Heath en de omgeving waar ik woon. Ik had ik er graag even gaan kijken. Het is echter alleen op zondagmiddag open en dat is nu net het moment van mijn voorgenomen vertrek naar huis. De bezoekje moet dus wachten tot een volgende keer.

Op zondagochtend is het kraakhelder weer. Met enige weemoed (want het is hier schitterend en het vertrek komt eigenlijk te vroeg) maak ik nog wat foto's vanaf  de kade en de dijk rond de haven.

















































Gisterenavond heb ik opnieuw een soort chili-con-carne gemaakt. Nu met witte bonen, want bruine kon ik bij de Engelse Co-op niet vinden. Er is wind (een klein vijfje uit west-zuidwest), dus we kunnen zeilen. Rond de middag is het water ver genoeg gestegen om over de drempel de haven weer uit te varen.
Wadloper maakt, op het één keer gereefde grootzeil en de fok en tegen de stroom in, nog steeds een mooi vaartje Onder een prachtige lucht met mooi weer wolken verdwijnt Woodbridge in de achtergond.

















De terugreis is begonnen.


Een rechtermuisklik op de foto's opent ze op groter formaat in een nieuw venster.

* Voor het volledige verhaal over Bawdsey Manor leze men o.a. De ringen van Saturnus door W.G. Sebald, een merkwaardig, maar zeer leesbaar boek over een wandeltocht langs de kust van Suffolk.

** Dylan Winter is de maker van een reeks video's onder de titel Keep turning left, die mijn interesse voor het bezeilen de Engelse (Oost-)kust in niet geringe mate hebben aangewakkerd. De video's zijn te vinden op Winter's eigen website en op YouTube.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten