maandag 30 januari 2012

Pestvogels

Het KNMI meldde gisteren dat het de hele dag bewolkt zou zijn. Alleen in het noorden zou af en toe de zon tevoorschijn komen. Men vergiste zich, gelukkig.
Toen het rond een uur of twaalf in Delft, waar mijn vriendin L. woont, toch behoorlijk begon op te klaren, was het besluit snel genomen. We waren de laatste weken weinig buiten geweest en we hadden zin in een stevige wandeling en wat frisse lucht. In zo'n geval zoeken we vaak de duinen op. In dit geval werd het Oostvoorne. Een broodje eten bij de Meidoorn en daarna op pad, waarbij natuurlijk ook het strand even wordt meegepikt.
De keus voor Oostvoorne en de Meidoorn was niet helemaal toevallig. Zo af en toe kijk ik namelijk ook op waarneming.nl. Daarop had ik gezien dat bij de Tenellaplas, aan de binnenrand van het Voornse duingebied en op een steenworp afstand van de Meidoorn, al een paar dagen een klein groepje Pestvogels bivakkeerde.
Daarmee zijn we aangeland bij een volgende passie. Ook vogels kijken doe ik al vanaf mijn tienerjaren. Het was iets dat "als kakken opkwam", zoals mijn moeder dat noemde. Dat in die tijd mijn mensenschuwheid zich op een hoogtepunt bevond, was indirect de oorzaak. Ik maakte als zeventienjarige lange fietstochten in de omgeving. Meestal in mijn eentje. Op zekere dag in het voorjaar fietste ik langs de Zwijndrechtse Lindeweg, toen ik een zwart-witte vogel in de lucht halsbrekende capriolen zag uithalen, terwijl hij iets riep dat op "kie-juh-wiet" leek.
De vogel en zijn gedrag intrigeerden me dusdanig, dat ik mij op één van de volgende dagen naar de lokale boekhandel begaf en daar het boekje 'Wat vliegt daar?' van Dr. W.H. van Dobben aanschafte.
Nu ik erover nadenk moet ik ook concluderen dat ik niet alleen wilde weten hoe de zwart-witte vogel heette, maar dat ik meer vogels wilde kennen en steeds een vogelboekje bij de hand wilde hebben. In de openbare bibliotheek, waar ik destijds ook de deur platliep, had ik tenslotte ook snel genoeg kunnen achterhalen dat de luchtacrobaat met zijn onmiskenbare roep een Kievit was.
Vanaf dat moment vogelde ik, waar en wanneer dat uitkwam. In de eerste jaren heel intensief en heel bewust. In latere jaren vaak terloops; ik zorgde ervoor dat ik op elke wandeling van betekenis een kijker bij me had. Spelenderwijs bouwde ik mijn kennis van vogels op. Het aantal geziene soorten stijgt in de eerste jaren snel. Hoewel ik ze nooit telde, zullen de eerste honderd niet veel meer dan één of twee jaar hebben gekost. Over de volgende vijftig doe je al een stuk langer. Tot voor een jaar of tien geleden had ik geen idee hoeveel soorten ik eigenlijk had gezien. Omdat ik een asociale vogelaar was (ik vogelde het liefst in mijn eentje) hoorde ik nooit van anderen wat zij zagen en waar de teller bij hen stond.
Dat veranderde toen mijn vriend R. die ik al ruim twintig jaar kende en die nooit enige belangstelling voor vogels had getoond, ineens ook een vogelaar bleek te zijn. Jaren daarvoor zeilden we eens samen op de Krammer onder Oude Tonge toen ik opeens vier Steltkluten voorbij zag komen. Die soort is nu nog steeds een relatieve zeldzaamheid in Nederland en toen helemaal. Steltkluten! Terwijl ik een aanzienlijke opwinding voelde en daar ook blijk van gaf, keek hij me enigszins meewarig aan.
Eén van de eerste vragen die R. me als nieuwbakken vogelaar stelde was: "hoeveel soorten heb je al gezien?" Ik wist het niet. Kort daarna zette ik in het register van Nederlandse namen achterin één of ander vogelboek een streepje voor iedere soort waarvan ik me kon herinneren dat ik hem gezien had. Ik kwam tot ongeveer honderdtachtig soorten. Sindsdien zijn er misschien nog twintig bijgekomen.
Sinds internet ben ik me van lieverlee bewust geworden van het bestaan van een vogelaarscultuur, waarin jaarlijsten, Nederlandse lijsten, levenslijsten en waarschijnlijk nog enkele andere lijsten een rol spelen. Het vogels kijken is, sinds ik er veertig jaar geleden mee begon, een tamelijk wijdverbreide liefhebberij geworden. Het heeft zelfs Hans Dorresteijn van een minkukelige misantroop veranderd in iemand die met andere vogelaars speciale vogelkijkreizen onderneemt. Iets waar ik, ondanks het feit dat ik in allerlei andere opzichten aardig 'bij de mensen' gekomen ben, nog steeds niet aan moet denken. Met één ander individu samen vogels kijken kan. Met twee wordt al precair, wat mij betreft.

Ik bereidde me dus op het ergste voor toen we op weg gingen naar Oostvoorne en de Tenellaplas.
Het viel erg mee. Bij aankomst wees de aanwezigheid van een klein groepje vogelaars ons de plek waar de vogels te bewonderen waren. De meeste die-hards hebben de Pestvogel al op de levenslijst en meestal ook wel op hun Nederlandse lijst staan, denk ik. Vrijwel elke winter vertoont de soort zich in Nederland. In een zogenaamd 'invasiejaar' zelfs met enkele duizenden tegelijk. Aan die invasies heeft de vogel ook zijn naam te danken. Kennelijk is zo'n invasie in de middeleeuwen meerdere keren samengevallen met het begin van een pest-epidemie. Er ontwikkelde zich een bijgeloof dat de bombycilla garrulus een brenger van de pest was.

Pestvogel in de Maretak, foto Kristof van Asten

Daarmee werd het dier beslist onrecht aangedaan. De Pestvogel is een fraaie vogel met een onmiskenbaar uiterlijk. Heb je er eenmaal één gezien dan vergis je jezelf daarna nooit meer. Omdat ze rond de ogen een klein zwart maskertje hebben, zien ze er weliswaar uit als kleine boefjes, maar z'n kuifje en de vrolijke  gele en rode kleuraccentjes op de vleugelpennen maken er toch een feestelijk beest van. Nog mooier is het contactroepje. Als meerdere vogels tegelijkertijd dat geluid maken, lijkt het wel een piepklein carillon.
De reden dat ze al dagen in dezelfde buurt rondhingen bleken de witte bessen van de Maretak te zijn; een parasiet die in vele bomen in de Voornse duinen groeit. De Pestvogel leeft 's winters van allerlei bessen en deze waren kennelijk buitengewoon smakelijk.

Vogelaars zijn intussen overigens in veel gevallen vooral fotografen. Sinds de komst van digitale spiegelreflexen met enorme telelenzen, voorzien van beeldstabilisatie, kan zelfs zonder statief met een dergelijke toeters een scherpe foto worden gemaakt. Eventuele kleine onvolkomenheden qua scherpte kunnen met Photoshop worden weggewerkt. De camera's functioneren als mitrailleurs. Terwijl de opklappende spiegels lustig klapperen, maakt men meerdere foto's per seconde. De geheugenkaart is geduldig; wat niet bevalt kan zonder kosten worden weggegooid.
Nadat de vogels zich een paar keer bijzonder mooi hadden laten zien in het winterzonnetje, brak het gezelschap op om zich naar de volgende te fotograferen zeldzaamheid te begeven.

Wij hadden ook genoten en wandelden richting het strand. De dag kon niet meer kapot.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten