zaterdag 13 januari 2024

Parijs



De eenmansredactie van Het Ondermaanse heeft een paar turbulente dagen achter de rug, waarvan ik u de details zal besparen. Ik noem slechts de hoofdrolspelers. Dat waren naast mijn vrouw en ik: een weinig doortastende ANWB (met name de vestiging Lyon) en een nogal gemakszuchtige Franse garagiste.

De eerste week van het nieuwe jaar, daarentegen, bezochten wij de Franse hoofdstad. 
Het waren genoeglijke dagen. Mijn laatste bezoek aan de stad lag alweer ruim twaalf jaar in het verleden en het was een prettig weerzien. 
Er leek niet heel veel te zijn veranderd; men slaapt er nog steeds in aanzienlijke aantallen onder de bruggen, maar in de details waren er toch wel wat verschillen te zien.
 
















Zo is de Eiffeltoren inmiddels omgeven door een transparante schutting. Je kan er niet meer onderdoor lopen zonder je te scharen onder de bezoekers die daadwerkelijk de toren willen bestijgen. Aan de zuidwestkant van de genoemde schutting is de ingang, waar je al meteen door een poortje moet en je tevens een veiligheidscontrole passeert. 
Mijn vrouw heeft hoogtevrees en wil voor geen goud de toren op, dus we hadden er verder vrede mee. Wel jammer dat een stuk openbaar gebied is opgeofferd vanwege de angst voor terrorisme. 
Ook werd duidelijk dat men binnenkort de toren zijn 20e schilderbeurt sinds de oplevering in 1889 gaat geven.

















We hebben heel ontspannen een aantal bezienswaardigheden en plekken bekeken waar we nog niet eerder waren geweest. 
Eén daarvan was eigenlijk pas sinds 2021 weer geopend. Het Musée Carnavalet, dichtbij Les Halles en het Centre Pompidou, was er eigenlijk al sinds 1880, maar was na 2017 vijf jaar gesloten vanwege een verbouwing en herinrichting van de collectie. Het museum behandelt de geschiedenis van Parijs, vanaf de prehistorie tot de huidige tijd. Wij vonden het zonder meer de moeite waard; ook na het feit dat we pakweg een half uur in de rij moesten omdat we vooraf geen kaartje hadden gekocht. We hebben niet alles bekeken; daar moet je een volledige dag voor uittrekken, en omdat het voor de tijd van het jaar eigenlijk best goed weer was, wilden we ook veel tijd buiten doorbrengen.
Het Centre Pompidou, waar we ook nog nooit binnen waren geweest, had exposities met werk van Chagall en Picasso, maar toen we voor de deur stonden, bleek er een mouvement social gaande; het gebouw was gesloten.

























In zo'n geval is altijd nog het Musée Picasso, dat vanaf Centre Pompidou met pakweg een kwartiertje lopen te bereiken is. Daar waren we ook nog nooit geweest. Net als het Musée Carnavalet zit het in een mooi oud gebouw, van het type waarvan men in Parijs een onuitputtelijke voorraad heeft.
Hier was de verrassing dat er weliswaar een selectie uit het werk van Picasso te zien was, maar dat dit was verbannen naar de kelder. Een expositieruimte die overigens minstens zo sfeervol is als de verdiepingen daarboven. 
De overige verdiepingen waren geheel gewijd aan het werk van Sophie Calle, van wie wij nog nooit hadden gehoord; iets dat vermoedelijk aan ons ligt, want in Frankrijk is mevrouw overduidelijk iemand.


 






















Sophie fotografeert en maakt installaties, en ten dele beschouwt ze zichzelf ook als een kunstwerk, geloof ik. Zo was er een film te zien waarin de volledige inventaris van haar vrij luxueuze stulpje werd getaxeerd. Die inventaris werd ook in het museum geëxposeerd; een merkwaardige verzameling curiosa, die een aardige inkijkje bood in haar interesses, die vaak enigszins aan de morbide kant zijn, zoals ook uit andere installaties bleek.
Sophie Calle is ook niet vies van wat koketterie, die soms een regelrecht pesterige vorm aannam. Aan het eind van haar expositie was een 'troostzaaltje'. Een kleine ruimte waar welgeteld één schilderij van Picasso hing. Alsof mevrouw wilde zeggen: "ik begrijp best dat je hierin de eerste plaats bent voor Picasso, maar helaas pindakaas; ik vul hier nu de meeste ruimte.."
Eigenlijk was ik, zoals dat in de moderne newspeak heet, al een beetje klaar met Sophie Calle. Na dit pesterijtje had mevrouw het voor altijd bij mij verbruid.

Gelukkig was één kelder vol met Picasso's genoeg om ook dit bezoek de moeite waard te maken. We weten inmiddels dat hij een vrouw-onvriendelijke eikel was, maar het blijft zonder meer één van de grootste kunstenaars van de 20e eeuw. 
De selectie gaf een mooi inzicht in de verschillende periodes en de stijlen die hij daarbinnen hanteerde. Picasso maakte vrij kort na de eeuwwisseling 1900 al de vervormde mens- en dierfiguren waaraan hij zijn grootste beroemdheid ontleend, maar tussendoor maakte hij bijvoorbeeld ook een naar de werkelijkheid geschilderd portret van één van zijn kinderen, dat een grote liefde voor het kind uitstraalt, zonder dat het een sentimentele draak wordt.

Nou ja, verder zijn we natuurlijk even naar Montmartre gegaan, waar de hekken bij de Sacré Coeur inmiddels zó dicht met slotjes zijn behangen dat je er niet meer doorheen kan kijken.

















Het Bois de Boulogne hadden we ook nog nooit gezien. Het eigenlijke bois is niet erg bijzonder. De oude bomen die ik verwacht had zijn er bijna niet; het bestaat om de één of andere reden vooral uit tamelijk jonge aanplant.
In en bij het bos zijn echter twee plekken die we wèl bezienswaardig vonden.
Bij het zuidelijk uiteinde van het bos bevindt zich de Jardin des Serres d'Auteuil, een verzameling plantenkassen uit de late 19e eeuw, die een botanisch tuin, met voornamelijk tropische en subtropische planten vormen. Het is allemaal gratis te bekijken.

















In het bos zelf ligt het Parc Bagatelle. Het is een klein landgoed, door een muur afgescheiden van de rest van het Bois de Boulogne. Aan de westkant staan een klein chateau, het zogenaamde Trianon en wat andere bijgebouwen, waarin o.a. een restaurant is gevestigd. Aan de zuidkant bevindt zich een Frans-formeel vormgegeven rozentuin. Voor het overige is het park ingericht als een landschapstuin, met kronkelende paden, kleine en grotere waterpartijen, romantisch nep-ruïnes en ander folies. Er lopen pauwen en in de de vijvers kun je Mandarijneenden zien. 
Een fijne plek om een paar uur door te brengen als je de drukte van Parijs en de toeristenmassa's even zat bent. Toen wij er rondliepen kwamen we vooral Franse gezinnetjes tegen. Geen toerist te zien.


Tja, dan kan ik verder nog even uitweiden over het graf van Napoleon, over wie we net, uit de recente speelfilm over zijn leven, hadden geleerd dat hij Josephine de Beauharnais bij voorkeur nogal ruw van achteren nam. Of over het legermuseum dat in hetzelfde complex (Les Invalides) is gevestigd en dat best interessant is, maar dat doe ik maar even niet.

Wat in Parijs een opvallend ding is: het enorme aantal mensen van kleur. En het gegeven dat dit niet in de eerste plaats Marokkanen of Algerijnen zijn, maar vooral ècht zwarte mensen. Tot op zekere hoogte lijken ze tamelijk geïntegreerd in de Parijse samenleving, maar anderzijds klonteren ze toch op bepaalde plekken bij elkaar. 
Toen wij op zeker moment over de Boulevard de Strasbourg liepen, bleek deze over een lengte van een paar honderd meter alleen te bestaan uit zwarte kapsalons, die kennelijk ook een sociale functie vervullen, want voor de deur, op het trottoir, zag het zwa.., uhm.. was het drukte van belang met zwarte mensen. Er ging geen enkele dreiging van uit, men had het gezellig onder elkaar; er hing een opgewekte positieve sfeer.
Ook opvallend in dit verband: we hebben veel daklozen gezien in Parijs, maar niet één zwarte. In de metro zijn ook veel zwarte mensen. Voor een deel tamelijk gesoigneerd, soms met een aktentas onder de arm.

Anne Hidalgo, burgemeester van Parijs, had overal een poster op laten hangen, met daarop een meisje op een typisch Parijs balkon, dat met een hand aan de mond "Bonne Année!" roept. Ze wenst ons een mooi 2024 toe.


Kortom: Parijs boezemde, ondanks de alomtegenwoordige waarschuwingen voor een mogelijke Attentat, geen enkele angst in. Voor ons was het een ontspannen ervaring. En dat in een stad die ik nog steeds beschouw als de overtreffende trap in stedelijkheid. Stadser dan in Parijs, met z'n straatprofielen van pakweg twintig meter breed, met aan weerszijden gevelwanden van zes tot acht verdiepingen en ongeveer dezelfde hoogte, wordt het nergens ter wereld.
Moderne stedebouwkundigen gruwen er waarschijnlijk van, maar zolang je jezelf er veilig voelt, geven die straten ook een merkwaardig gevoel van geborgenheid.

Zoals ik al schreef: het was een gelukkig weerzien. 
There will always be an England, maar Parijs straalt, ondanks z'n dynamiek, ook een bepaald gevoel van eeuwigheid uit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten