zondag 14 januari 2024

Mike Oldfield


















Zoals die dingen gaan: kort geleden, tijdens een YouTube-binge, zoals ik er in dit vreemde tijdsgewricht nogal eens één heb, stuitte ik ineens op een BBC-documentaire over Mike Oldfield. Een golf van herinneringen en nostalgie overspoelde me en voor ik het wist had ik de CD's van het meest belangwekkende deel van Oldfield's oeuvre besteld bij Bol.com. 
 
Mike Oldfield. Wie van de millenial-generatie zou die naam nog kennen?
Ik weet zelf niet meer precies hoe mijn kennismaking met Oldfields muziek in z'n werk ging. Bij het doorscharrelen van mijn LP-collectie bleek ik Hergest Ridge ooit op vinyl te hebben aangeschaft. Op de linkerbovenhoek van de hoes staat in een witte band, onder 45 graden, de tekst "THE NEW MIKE OLDFIELD". Op de rechterbovenhoek zit een smal, langwerpig stickertje met het handgeschreven nummer "3462". Dat zegt verder niemand iets, maar voor mij maakt het duidelijk dat ik de plaat heb aangeschaft bij De Bengel in Dordrecht. Daar voorzag men de platen die men verkocht op die manier van een merkje. Kennelijk was het nummer 3462 in hun catalogus. "Destijds" was in dit geval hoogstwaarschijnlijk 1974, het jaar waarin Hergest Ridge werd uitgebracht. 
De andere twee hoofdwerken van Mike Oldfield, zo mogen we Tubular Bells en Ommadawn in zijn geval wel noemen, denk ik, heb ik nooit gekocht. Ik heb ze in diezelfde periode opgenomen op band, na de platen van een vriend te hebben geleend. Die banden zijn echter al vele jaren geleden, samen met de het apparaat waarmee ze waren opgenomen, afgeleverd bij het gemeentelijke afval-brengstation, wat ik in dit geval een mooier woord vind dan 'vuilstort', de naam die ik meestal gebruikte toen ik er puin en sloophout uit mijn huis naartoe bracht.

In de BBC-documentaire zien we Oldfield en de mensen die hem kennen hun verhaal vertellen. Zijn jeugd, die sterk getekend werd door zijn geestelijke labiele moeder, die uiteindelijk aan haar medicijnen verslaafd raakte, had z'n weerslag; ook in zijn latere leven. Mike trok zich terug op zichzelf en werd een begenadigd gitarist. De Oldfield die we zien vertellen ziet eruit als de gemiddelde, welgedane zestig-plusser, maar begin jaren zeventig was Oldfield zelf ook een geestelijk wrak. Naast de doorleefde ellende in zijn jeugd schijnt ook LSD-gebruik daar een rol in te hebben gespeeld.
Na een duo te hebben gevormd met zijn zus en een korte periode in de band van Kevin Ayers, werkte Oldfield als sessie-gitarist. In die hoedanigheid kwam hij op zeker moment in de toen gloednieuwe Manor studio's van Richard Branson terecht. Hij had al een deel van Tubular Bells als demo opgenomen  en wist die via de opnametechnicus van The Manor onder de aandacht van Branson te brengen. Die liep op dat moment rond met het plan een platenlabel op te richten. Oldfield kreeg van Branson een week gratis studiotijd. Na wat vijven en zessen werd Tubular Bells zo het eerste album dat op het Virgin label werd uitgebracht. 
De buisklokken uit de titel van het album kwamen op een vrij toevallige manier in het stuk terecht. Ze waren gebruikt bij een andere opname in The Manor en Oldfield zag ze toen ze op het punt stonden de studio weer te verlaten. Hij kreeg gedaan dat ze nog even bleven om te worden gebruikt bij zijn eigen opnames. Een andere toevalligheid was dat de Bonzo Dog Doo-dah Band de studio zou gebruiken nadat Oldfield daar de opnames van Tubular Bells had afgerond. Zo werd Vivian Stanshall de man die tegen het eind van het stuk de instrumenten voorstelt.

Voor iemand die nog nooit echt naar klassieke muziek had geluisterd, zoals ik in die tijd, viel de muziek van Tubular Bells met niets te vergelijken. Er waren vóór dat album door popgroepen al nummers opgenomen die een hele LP-kant besloegen en daarbij voor een groot deel instrumentaal waren. Op het album Meddle van Pink Floyd bijvoorbeeld, besloeg het nummer Echoes de hele tweede kant van de LP. Het duurde ruim drieëntwintig minuten. Maar in Echoes wordt de sfeer en de beelden die bij de luisteraar opkomen nog mede bepaald door gezongen tekst.
Tubular Bells was echter volledig instrumentaal. Op de onverstaanbare tekst van de Piltdown Man, die ergens halverwege kant twee zijn onverstaanbare holbewonerstaal laat horen, na. Die Piltdown man roept overigens weer associaties op met een andere prehistorische bewoner van de Britse Eilanden op; de wildeman die brult in Several Species of Small Furry Animals Gathered Together in a Cave and Grooving with a Pict, dat Pink Floyd opnam op het album Ummagumma. Die Pict heeft overigens een duidelijk Schots accent. 

Tijdens mijn diensttijd bij de 76 ZauCie (de 76ste Ziekenauto Compagnie) werd er op de legeringskamer van mijn peloton altijd muziek gedraaid. Ons groepje bestond uit mensen met een verscheidenheid van smaak en de muziek varieërde derhalve van Fairport Convention, via Jethro Tull, The Who, Emerson, Lake en Palmer en Pink Floyd tot, inderdaad, Mike Oldfield. Op zeker moment merkte één van mijn mede-dienstplichtigen zelfs op dat hij het "verliefde muziek" vond. 
Nog niet eens zo'n vreemde opmerking, want verliefdheid leidt, zeker in de beginfase, nogal eens tot aanzienlijke stemmingswisselingen. En Oldfield's muziek kenmerkt zich door tempowisselingen en verschillen in dynamiek. 

Ondertussen is Mike Oldfield een min of meer vergeten artiest. 
De enige producten uit zijn koker die zo nu en dan nog wel eens te horen zijn op de radio, zijn de liedjes die hij op single uitbracht met de zangeres Maggie Reilly. Met name Moonlight Shadow en To France. 
Natuurlijk heb ik bij het schrijven van dit stukje even Wikipedia geraadpleegd. 
Er blijkt wel degelijk een single te zijn uitgebracht van Tubular Bells. Het nummer staat zelfs in de Radio 2 top 2000; in 1999 nog op nr. 159, maar inmiddels (2023) gezakt tot nummer 800. Die laatste notering is nog steeds bijzonder, want ik kan me uit de afgelopen dertig jaar geen moment herinneren dat ik Tubular Bells op de radio hoorde.
Uit Wikipedia blijkt ook dat Oldfield sinds de jaren '70 niet stil heeft gezeten, maar ik moet toch constateren dat niet alleen het hoofdbestanddeel van zijn oeuvre vergeten is, maar dat ook zijn producten uit latere tijd grotendeels door de media zijn genegeerd.

Inmiddels is een deel van de popmuziek uit de jaren '60 en '70 'klassiek' geworden. De stemmen die in dezelfde periode verklaarden dat al dat modieuze gedoe vijftig jaar later vergeten zou zijn, hebben geen gelijk gekregen. Het lijkt er ook op dat de liefde voor de muziek uit deze periode niet uitsterft met de generatie die er destijds naar luisterde. De jeugd van tegenwoordig heeft de platenverzameling van hun ouders ontdekt en treft daar van alles aan dat ook bij hen in de smaak valt.
Waarmee we terug zijn bij de vraag die ik aan het begin van dit stukje stelde: kennen de millenials Mike Oldfield en zijn muziek nog? 
Misschien zijn het er meer dan we weten. Nu (pop-)muziek vooral het domein van Spotify en aanverwante bedrijven is geworden, lijken de diverse muziekculturen zich, juist in dit informatie-tijdperk, steeds meer in het verborgene op te houden.
Er zijn inmiddels ontelbare bands waarvan ik nog nooit heb gehoord, maar die, als je er dan op een onbewaakt moment wèl wat van ziet, een enorme fanbase blijken te hebben.
Daarnaast worden sommige genres nieuw leven ingeblazen, terwijl de liefhebbers daarvan nauwelijks een idee lijken te hebben van het feit dat er niks nieuws onder de zon is.
De cultuurredactie van de Volkskrant verklaarde het album False Lankum van de band Lankum tot het beste album van 2023, en nu ik er even op googel, zie ik dat zelfs de Guardian tot dezelfde conclusie kwam.
Na het beluisteren van wat nummers van de band moet ik vaststellen dat de muziek van Lankum tamelijk traditioneel uitgevoerde Ierse volksmuziek is. Zij het dat de band een voorkeur lijkt te hebben voor de morbide kant van het genre. Aan de muziek is weinig vernieuwends te ontdekken, en ook weinig dat uniek is.
Het gekke is dat er in de jaren '70 tal van bands waren, die puur dreven op min of meer genietbaar gemaakte Ierse volksmuziek. Groepen als Planxty, The Bothy Band en (iets gladder) Clannad waren in beperkte kring beroemd, maar niet bepaald mainstream.
Des te verbazingwekkender is het dat een album als False Lankum nu ineens top-of-the-bill is.

Maar goed; waar had ik het ook alweer over? Oh ja, Mike Oldfield..
Laat ik maar afsluiten met de conclusie dat Oldfield's muziek uniek was. Er is nooit een stroming in de hedendaagse (pop-) muziek ontstaan waarin zijn composities pasten. Latere genres als ambient kennen veel minder tempo- en dynamiekwisselingen en in het lijstje van ambient-artiesten dat Wikipedia presenteert, komt Oldfield dan ook niet voor.
De muziek, bijna vijftig jaar oud inmiddels, is wat mij betreft volledig overeind gebleven. Ik vind het nog even mooi als destijds. Vooral Ommadawn*, met z'n Afrikaanse drums en het kinderlijke liedje On Horseback* is atmosferisch als geen andere muziek uit de jaren zeventig. Er zit zelfs een stukje uileann pipes in. De muziek van Oldfield heeft ook iets onmiskenbaar Keltisch; er horen beelden bij uit een lang vervlogen verleden.

Misschien moet Radio 4, dat inmiddels NPO Klassiek heet en dat, toen het nog z'n oude naam had, ook het één en ander aan wereldmuziek liet horen, maar eens wat aandacht aan Oldfield besteden.

*) De link opent Ommadawn (Part Two) als mp3.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten