zondag 16 februari 2020

De generaal



















Dat ik anglofiele gevoelens koester, weten regelmatige lezers van dit blog al geruime tijd. Uit mijn berichten van de laatste jaren blijkt echter ook een groeiende voorliefde voor Frankrijk. Die werd in eerste instantie voornamelijk gevoed door mijn waardering voor het Franse landschap. In al zijn grote verscheidenheid, want Frankrijk heeft in dit opzicht alles, zoals een trotse Fransman je nooit zal nalaten te vertellen, als je over de schoonheid van zijn land begint. Van majestueuze bergen tot ruige rotskusten en van onmetelijke akkerland tot liefelijk, kleinschalig, heuvelachtig cultuurland met heggen, weilanden en kleine stukjes bos, waarvan ik dan altijd, tegen mijn vrouw met name, zeg dat het "net Engeland" is.

Wie een beetje belangstelling voor cultuur heeft, komt als bezoeker van Frankrijk ook al snel in aanraking met de Franse geschiedenis. Die staart of grijnst je op talloze plekken aan.
In de eerste plaats omdat de Fransen zelden of nooit iets slopen wat er vierhonderd jaar geleden al stond. Dat staat er heden-ten-dage vaak nog. Al dan niet in zwaar vervallen staat.
Maar ook omdat de Fransen zelf hun geschiedenis koesteren en in elk Office de Tourisme folders te vinden zijn over sites historiques  in de omgeving. Het land vormde als eerste van de Europese naties een bestuurlijke eenheid. De geschiedenis van de Franse koningshuizen begint al rond 500 na christus.

Met die vorstenhuizen betreden we een gebied dat bol staat van ingrijpende gebeurtenissen en tot de verbeelding sprekende personages. Iedereen die een vorm van middelbaar onderwijs heeft gevolgd weet wie Karel de Grote en  de Zonnekoning waren, en ook Napoleon Bonaparte is een figuur die niet slechts voor Frankrijk van enorme proporties was, maar tevens zijn stempel op Europa heeft gedrukt.
De meer recente geschiedenis lijkt wat dit betreft minder spraakmakende figuren te hebben voortgebracht. Met de Franse Revolutie verdween het koningshuis, zoals dat door overerving aan de macht bleef. Napoleon Bonaparte kwam uit die revolutie voort, maar had geen koninklijke voorouders. Zij het, naar verluid, wel enkele druppels blauw bloed.
Degenen die na hem de hoogste macht in Frankrijk vertegenwoordigden, zijn voor het merendeel voor de gemiddelde Nederlander onbekenden gebleven.
Voor wat betreft de bestuursvorm kende Frankrijk in de 19e en 20e eeuw achtereenvolgens de 2e, 3e en 4e republiek (de republiek die ontstond na de revolutie van 1789 was de eerste). Die opeenvolgende republieken kenmerkten zich meestal door de installatie van een nieuwe grondwet en daarmee een nieuwe staatsvorm. De 2e republiek kende nog een sterke man in de vorm van Lodewijk Napoleon (een neef van de eerste Napoleon), die uiteindelijk van de 2e republiek een tweede keizerrijk maakte, met hemzelf aan het hoofd. Hij verdween van het toneel na de Franse nederlaag tegen  de Duitsers van 1870. Vanaf dat moment bestond het bestuur van Frankrijk uit de 3e republiek, de eerste die het ècht moest stellen zonder een koning, keizer of een andere despoot. De 3e republiek eindigde op haar beurt in 1940, toen de Duitsers Frankrijk onder de voet liepen.
De 4e republiek ontstond uit de grondwetgevende vergadering, die in 1946 een voorstel voor een nieuwe grondwet presenteerde.
De stichter van de 5e republiek was echter iemand die iedereen van mijn leeftijd nog kent: Charles de Gaulle.

Voor de tweede wereldoorlog waren er, ook in Frankrijk, niet veel mensen die ooit de naam De Gaulle hadden gehoord. Als veteraan van de eerste wereldoorlog leidde De Gaulle in de jaren '20 en '30 een onopvallend bestaan als officier in het Franse Leger. Hij slaagde er nauwelijks in om carrière te maken, mede omdat hij denkbeelden koesterde die sterk afweken van die van de Franse legerleiding.
De Gaulle, die bij de cavalerie diende en daarbij de paarden had zien vertrekken en de tanks zien komen, was namelijk van mening dat tanks niet ter ondersteuning van de infanterie moesten worden ingezet en gelijk met de infanterie moesten optrekken (de doctrine van de Franse legerleiding), maar als zelfstandige eenheden van hun snelheid en vuurkracht gebruik moesten maken om snel en diep achter het front door te dringen, teneinde daar dood en verderf te zaaien. Dat hij dit in het openbaar verklaarde, grensde wat de legerleiding betreft aan subordinatie. Verdere promotie kon De Gaulle vergeten; in mei 1940 was hij niet hoger gestegen dan de rang van kolonel.


Wel werd hij, gek genoeg, in de paniek rond de Duitse inval bevorderd tot Brigade-Generaal en op 5 juni werd hij zelfs nog staatssecretaris op het ministerie van oorlog.
De Duitsers toonden in mei 1940 het gelijk van De Gaulle aan. Hun tanks begonnen, achter de Engels-Franse hoofdmacht om, een race naar de Kanaalkust, zonder op het voetvolk te wachten en forceerden zo, binnen twee weken, de Duitse overwinning.

De tweede wereldoorlog werd het keerpunt in de carrière van De Gaulle.
In tegenstelling tot zijn oude leermeester Petain, bleef hij niet in Frankrijk, maar week hij in juni 1940 uit naar Engeland. Van waaruit hij al in dezelfde maand het Franse volk via de BBC kon toespreken, waarbij hij zich opwierp als de leider van een Franse regering in ballingschap.
Nadat hij de hele oorlog door binnen het geallieerde kamp had gestreden voor erkenning, slaagde hij er uiteindelijk in augustus 1944 in om Parijs door zijn vrije Franse troepen te laten bevrijden en daarna, aan het hoofd van zijn bevrijdingsleger, over de Champs Èlysées naar de Notre Dame te wandelen.

De Gaulle werd het hoofd van een tijdelijke regering, maar trad af toen de eerder genoemde grondwet van 1946 hem niet de bevoegdheden gaf die hij wenste. Hij verdween voor twaalf  jaar van het politieke toneel.

Frankrijk is een land waar de emoties sneller en hoger oplopen dan in Nederland meestal het geval is. Dat bleek al bij de vorming van de 2e republiek in 1848, toen er feitelijk sprake was van een revolutie. In heel Europa was het toen trouwens hommeles. In Nederland werd, door toedoen van Thorbecke en z'n grondwet, alles zonder bloedvergieten in der minne geschikt. De dertiger jaren van de 20e eeuw waren, met de opkomst van het fascisme, in Frankrijk eveneens veel roeriger verlopen dan in Nederland.
Overigens lijken Frankrijk en Nederland qua publieke emoties de laatste jaren naar elkaar toe te groeien. Van Franse boeren zijn we al tientallen jaren gewend dat de vlam letterlijk in de pan gaat, zodra hen even iets niet zint. Sinds boeren in Groningen met een trekker de deuren van het Provinciehuis in beukten, zijn we in dit opzicht ongeveer aan de Fransen gelijkwaardig.

In de jaren vijftig en zestig was Nederland echter nog een oase van rust, maar ontstond er in Frankrijk tot twee keer toe een situatie waarbij een burgeroorlog dichtbij leek. De Gaulle speelde in beide gevallen een hoofdrol.
Nadat de Fransen een verloren oorlog in Vietnam hadden gevoerd, doemde halverwege de jaren vijftig een nieuw koloniaal probleem op: Algerije. De oorspronkelijke bevolking van deze Franse kolonie ontwikkelde, onder leiding van Ben Bella een sterk streven naar onafhankelijk van Frankrijk. In tegenstelling tot Vietnam woonden er in Algerije echter veel Fransen, vaak al van generatie op generatie. Ze vormden 10% van de bevolking. Deze Franse autochtonen verzetten zich hevig tegen het streven naar een onafhankelijk Algerije. Een en ander nam in Algerije de vorm van een burgeroorlog aan.
De opeenvolgende regeringen van de 4e republiek wisten met de kwestie niet goed raad.
Het landsbestuur tijdens de 4e republiek was in het algemeen instabiel en weinig effectief. Het vertoonde in een aantal opzichten parallellen met de Weimar-republiek in het Duitsland van de jaren twintig en dertig.
Toen in 1958 ook in Frankrijk zelf de spanningen over de Algerijnse kwestie opliepen, de burgeroorlog in Algerije dreigde over te slaan naar het moederland en er een staatsgreep op handen leek,werden opnieuw de blikken op De Gaulle gericht. Hij werd als het ware tot het ambt van President geroepen en van hem werd verwacht dat hij Frankrijk zou redden.
De Gaulle greep zijn kans. Hij aanvaardde het ambt, wendde een catastrofe in de Algerijnse kwestie af, maar toog tevens aan het werk teneinde de grondwet opnieuw aan te passen. Dit keer op de manier zoals hij het al in 1946 voor zich had gezien. Die wijzigingen tastten volgens sommige prominente Fransen overigens de democratie aan. In de situatie van dat moment kwam de Gaulle er echter mee weg. De 5e republiek was een feit.

Aanvankelijk was ook de Gaulle ervan overtuigd dat Algerije Frans moest blijven. Maar al snel bleek hij, naast iemand voor wie de grandeur van Frankrijk boven alles ging, ook een real politiker te zijn. Hij ging onderhandelen en bereikte in 1961een akkoord met de Algerijnen. In 1962 werd Algerije onafhankelijk.
Eén en ander viel niet goed bij Franse Algerijnen, de zogenaamde Pied Noirs en bij een deel van het Franse leger. Bij verschillende gelegenheden pleegde hun geheime organisatie OAS aanslagen op de Gaulle.

De jaren zestig stonden bij De Gaulle vooral in het teken van zijn verzet tegen de Amerikaanse invloed bij de NAVO, de verdragsorganisatie die was gevormd als bescherming tegen het communistische gevaar uit het oosten. De Gaulle wilde namelijk een eigen Frans kernwapen en de Amerikanen waren daartegen. Reden voor de Gaulle om de NAVO te verlaten.
Ook het verenigde Europa liet De Gaulle niet onberoerd. Hij wenste echter geen ever closer union; dat zou de Franse autonomie teveel aantasten. Ook bleef de Gaulle tot zijn aftreden tegenstander van het toetreden van de Britten tot de Europese Gemeenschap.

In veel opzichten was De Gaulle het laatste voorbeeld van een Europese leider die zijn land, dat in naam een democratie was, in feite op een vrij autocratische manier regeerde.
Het waren de gebeurtenissen van mei 1968 in Parijs, die aan een dergelijke stijl van leidinggeven een definitief einde maakten en daarmee tevens het einde van De Gaulle's politieke carrière inluidden.
De onlusten van mei '68 begonnen op de universiteiten, waar de studenten vooral ontevreden waren  over zaken rond hun studie. De protesten namen echter snel de vorm aan van onvrede met de Franse maatschappij als geheel. Ook veel arbeiders gingen in staking. Eén en ander nam dusdanige vormen aan dat het openbare leven vrijwel tot stilstand kwam. Niet alleen in Parijs, maar in het hele land.
De Gaulle had zich in eerste instantie afzijdig gehouden. Hij beschouwde de problemen als een zaak voor zijn ministers. De situatie wordt echter snel kritiek en als iedereen de blik op de oude De Gaulle (hij was op dat moment 78) vestigt, aarzelt de generaal. Hij twijfelt aan alles, zoekt steun bij het Franse leger in Duitsland, denkt aan aftreden en houdt zich 24 uur onbereikbaar voor zijn regering. Als hij zich heeft 'herpakt', spreekt hij via de radio het Franse volk toe. Hij meldt dat hij niet zal aftreden, dat er nieuwe verkiezingen komen en hij roept het volk op het wettige gezag te steunen. Direct daarop volgt een massale steunbetuiging van de Parijse bevolking op de Place de la Concorde.

De Gaulle is echter doodmoe. Hij verliest een referendum over staatsrechtelijke veranderingen en op 28 april 1969 treedt hij af. Hij leidt nog anderhalf jaar een teruggetrokken leven in zijn huis in Colombey-les-Deux-Èglises en overlijdt op 9 november 1970.

Daarmee eindigt een tijdperk van Iconische Europese leiders. Samen met Churchill en Adenauer was De Gaulle één van de vormgevers van het Europa van de 20e eeuw. Terugkijkend moeten we ook constateren dat de 60-er en 70-er jaren nog momenten van grote crisis kenden. Niet alleen in de verhouding tussen oost en west, maar ook op nationale schaal.
Roerselen, die in het geval van Frankrijk makkelijk internationale gevolgen hadden kunnen krijgen als ze anders waren afgelopen.


Veel van de inhoudelijke informatie in dit stuk is afkomstig uit De man die nee zei van Henk Wesseling. Een zeer leesbaar boek over de Gaulle. Aanbevolen.

 Naschrift: Omdat De man die nee zei me zo beviel, wilde ik meer van Wesseling lezen. Dat werd Verzamelen, nadenken, opschrijven, een bloemlezing uit Wesselings essays en lezingen, samengesteld door Willem Otterspeer. Nu vond ik Otterspeer al niet de ideale biograaf van W.F. Hermans, dus of het door Otterspeers hand van bloemlezen komt weet ik niet, maar deze verzamelbundel beviel niet. Teveel verhalen over academische aangelegenheden en veelal veel minder vloeiend van stijl dan De man die nee zei.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten