woensdag 4 februari 2015

Als je het hoort, weet je ineens weer wat je mist

















De laatste weken ga ik graag wat eerder naar bed dan ik gewend was.
Tot voor kort viel dat moment zelden voor twaalf uur en vaak was het aanzienlijk later. Deze winter heb ik echter hard gewerkt aan mijn huis en met name aan de zolderverdieping. Daar zijn twee slaapkamers, waarvan de grootste drie maanden geleden nog niet bewoonbaar was. De vloerbedekking van de vorige bewoner lag er na zeventien jaar nog steeds. Met kleine rukjes was er in de voorgaande jaren wel het één en ander gesloopt en weer gemaakt. Desondanks was het afgelopen oktober nog steeds een van zaagsel en gipsstof vergeven hol. Ver verwijderd van het moment dat er weer een bed zou kunnen staan. Terwijl het in potentie een veel sfeervoller kamer zou kunnen worden dan het slaapkamertje achter, waar ik de meeste van die zeventien jaren had geslapen.

Om een lang verhaal kort te maken; ik slaap nu opnieuw in de voorkamer, die ruimer is dan de achterkamer en waar je de oude kapconstructie nog ziet. Er ligt blauw linoleum op de vloer en in de dakkapel hangt een mooi blauw gordijntje. Het houtwerk is lichtgeel geschilderd. De kamer heeft ook een dakraampje en een televisie.
Een kamer waar ik graag ben. Zo graag dat ik tegenwoordig aan het eind van de avond wat eerder naar boven ga en dan in bed nog wat lees. Dat deed ik vroeger nooit, maar het is net of ik in die kamer en met een boek pas echt tot rust kom. Vervolgens slaap ik ook beter, zo lijkt het.
Op dit moment ligt Vijf bijlen van A.L. Snijders naast mijn bed. 335 Zeer Korte Verhalen.

Ja, dat stuk over Snijders en het fenomeen zkv's heeft u ook nog te goed. Maar eerst even dit.

Afgelopen maandagavond lag ik net in bed, toen ik een geluid hoorde dat ik al te lang had gemist.
Ik heb het vele malen gehoord. Niet toevallig was dat soms ook als ik in bed lag. Het geluid wordt alleen geproduceerd als het donker is, namelijk. Meestal in een groenere omgeving dan de Dordtse binnenstad.
Ik heb het eerder gehoord in of bij vakantiehuisjes in het oosten des lands.
Maar ook in een kreek nabij een oude dijkdoorbraak in de voormalige polder De Dood in de Biesbosch. Daar overnachtten we nogal eens met het bootje en daar was het op septemberavonden en -nachten vrijwel altijd te horen. Of, ook in september, op een camping net ten noorden van Florence. Waar we, na een lange rit door de Alpen, in de schemering nog net onze tent hadden kunnen opzetten. We konden weinig meer doen dan liggen en slapen. En ook daar was het geluid. Je slaapt er prima bij in.

Het is het geluid dat men in films altijd laat horen als er een spookachtige sfeer moet worden opgeroepen. Wat flauwekul is, omdat het wordt gemaakt om een partner te vinden en tot nageslacht te komen. Nou ja; ook om andere makers van het geluid duidelijk te maken dat er sprake is van een territorium waar ze buiten moeten blijven. Het is de roep van de Bosuil.

Jammer genoeg heb ik de Bosuil in al die jaren vooral gehoord. In levende lijve gezien heb ik heb ik hem niet, hoewel er één twijfelgeval is, lang geleden in de Sliedrechtse Biesbosch.
Andere uilen zag ik des te meer.
De Ransuil, die ik bijna op afspraak kon ontmoeten langs de Tanthofkade aan de Noordrand van Delft, bijvoorbeeld. Eind maart, begin april ging ik vaak om een uur of zeven 's avonds bij een bepaald stukje weiland langs de kade staan. De zon gaat eind maart pas na acht uur onder. Vrijwel elke avond rond een uur of zeven verscheen de Ransuil boven het weitje, dat hij systematisch, vliegend met diepe vleugelslagen, begon af te zoeken op veldmuizen.  Af en toe deden de stralen van de laagstaande zon de randen van zijn vleugels oplichten.

foto: sijmenhendriks.com
















Alle uilen vliegen geluidloos. Behalve als ze geluid willen maken. Om indruk te maken op de vrouwtjes slaan Ransuilen in de vlucht soms de uiteinden van hun lange vleugels tegen elkaar. Ook dat geluid heb ik gehoord. Het klinkt alsof iemand met leren handschoenen aan in z'n handen klapt.
Dat indruk maken op de vrouwtjes begon meestal wat later op de avond, als het donker was. Dan kon je ook de roep horen (klik op de icoontjes onder het fotootje in de link) , zowel van het mannetje als het vrouwtje.

Op Texel zat ik regelmatig, 's morgens vroeg of aan het begin van de avond, aan de rand van de Eierlandse duinen, met uitzicht op het stukje ruigte dat lokaal de Hanenplas wordt genoemd. Je kon er met enige regelmaat Velduilen zien. Op een zekere ochtend in mei heb ik daar zo'n vogel zó mooi zien jagen, zoals ik het later nooit meer gezien heb. Op zeker moment kwam hij recht op me af en keek me van zo'n dertig meter afstand aan. Dat kunnen de meeste uilen tamelijk indringend doen; je aankijken.

Steenuiltjes kunnen het ook goed. Ze hebben bovendien een gave voor nijdig kijken, misschien omdat ze zelf zo klein zijn en hun ogen verhoudingsgewijs zo groot. Je kunt ze eigenlijk alleen te zien krijgen als je weet waar ze thuis zijn. Bijna altijd houden ze zich op in de buurt van een boerenerf en ze leven hun leven binnen een straal van pakweg 250 m vanaf die plek.

foto: lrdigiphoto.nl

















Ooit heb ik het voorrecht gehad te worden rondgeleid door iemand van een vogelwerkgroep, die een aantal van deze boerenerven kende in Midden Delfland. We zagen drie verschillende steenuiltjes bij drie verschillende boerderijen. Het was winters weer met een zonnetje en de uiltjes zaten te soezen in zijn stralen. Want dat doen vrijwel alle uilen ook graag: zonnen.

Het duurde behoorlijk lang voor ik mijn eerste uil in het wild zag. Ik was al ruimschoots dertig. Als je niet weet waar je moet zijn of waar je moet kijken, kan het ook lang duren voor je er een ziet. Je moet het vaak hebben van horen zeggen, lokale tipgevers.
Er zijn waarschijnlijk veel mensen die hun hele leven nooit een uil in levende lijve en in de vrije natuur zien. Wat niet weet, wat niet deert, denk ik dan maar.
Terwijl ik dit schrijf ervaar ik het zelf eigenlijk alweer als een gemis. Het is járen geleden dat ik er een heb gezien.

Maar goed. Ik heb er weer één gehoord.
Onze lokale bosuil op vrijersvoeten  maakt soms even een uitstapje vanuit het Merwesteinpark naar de Museumtuin en het Arend Maartenshof, waar zo'n beetje de grootse en oudste bomen van de Dordtse binnenstad staan. Een klein bos van ongeveer vijf bomen, maar groot genoeg voor de Bosuil.

Ik ga vanavond weer bijtijds naar bed.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten