donderdag 17 november 2011

Volksmuziek


Terugkijkend op de ontwikkeling van mijn muzikale smaak blijft het toch een beetje raadselachtig hoe ik er ooit toe gekomen ben; mijn voorkeur voor volksmuziek.
Om de lezer niet meteen kopschuw te maken: ik draag geen geitenwollen sokken en ik ben zeker niet afkerig van rock 'n roll. Zelfs wat betreft klassieke muziek heb ik in de loop der jaren een zekere smaak ontwikkeld. Toch heeft de gevoeligheid voor muziek die zijn oorsprong vindt in de cultuur van boeren en buitenlui, zeelieden en vroege fabrieksarbeiders, tot en met Malinese barden aan toe, altijd diep in mijn binnenste gezeten. Het duurde alleen even voordat ik dat doorhad.

Vanaf het moment dat ik min of meer zelfstandig leerde denken en ik wat mijn ouders zeiden niet langer als de hoogste wijsheid beschouwde, ontwikkelde zich ook mijn muzikale smaak.
Dat nam niet weg dat ik op elfjarige leeftijd nog moest leren zwemmen.
Een hele koude en regenachtige zomer lang ging ik elke week om zeven uur 's ochtends naar het toen nog nagelnieuwe Zwijndrechtse zwembad, dat zich bevond in een even nieuw park met nog maar manshoge boompjes, aan de rand van het dorp. Het water heette verwarmd te zijn, maar als ik na de les, verkleumd tot op het bot, weer terug naar huis fietste, kon ik het klapperen van mijn tanden nauwelijks de baas. Veel dichter bij echt lichamelijk lijden ben ik eigenlijk tot nu toe niet meer gekomen.
Ik had echter iets gevonden waarmee ik het gevoel van ontreddering tijdens die vroege fietstochten kon onderdrukken. Ik zong 'The Last Time' van de Rolling Stones voor mezelf in zelfbedacht Engels. De herhalende gitaarriff die het nummer kenmerkt deed me iets. Het begrip mantra kende ik toen nog niet en evenmin wist ik wie en wat de grote voorbeelden van de Stones op dat moment waren, maar zonder het te weten had ik de bezwerende en helende functie van de blues ontdekt.

In die tijd, we schrijven omstreeks 1965, wist ik weinig meer dan dat er popmuziek was. Als bron had ik de radio. En dan nog alleen de Hilversums en Radio Veronica. Er bestond een Veronica-top 40, waarnaar ik op zaterdagmiddag luisterde. Naast de muziek van de Stones en de Kinks vond ik veel van de toenmalige Motown-muziek lekker klinken. Achteraf is dat natuurlijk ook een vingerwijzing geweest.
Van wat toen folkmuziek was, had ik nog nooit gehoord. De eerste platen van Bob Dylan waren al een paar jaar daarvoor verschenen en eigenlijk was Dylan al bezig met zijn volgende stap: het achter zich laten van de akoestische folk om zich te gaan richten op een eigenzinnige vorm van rock 'n roll. Dat ging allemaal nog aan me voorbij.

In 1966 ging ik naar wat toen de Ambachtsschool heette. Ik had, geheel op eigen initiatief, besloten dat ik geen boekenwurm was. In plaats daarvan wilde ik voetenbankjes en aardappelschilbakjes maken. Mijn ouders legden me daarbij geen strobreed in de weg, ondanks het onbegrip van het hoofd van mijn lagere school, die vond dat ik best naar de Mulo (googelt u daar eventueel maar even op) kon.
Op de Ambachtsschool kwam ik, na het eerste jaar, in dezelfde klas te zitten als Jan Storchart. Jan was wat ouder en al een stuk verder qua algemene ontwikkeling dan de meesten van ons. In alle opzichten. Hij had een vriendin (er gingen geruchten dat hij 'het' al deed), hij rookte weed en zijn favoriete band was Cuby and the Blizzards. C+B speelden in 1967 redelijk onversneden Chicago-blues.
Een vermakelijk voorval uit die tijd heb ik jaren geleden al eens in een nieuwsgroep beschreven: rhythm & blues 3

Zo kwam ik voor het eerst in aanraking met iets dat je met een beetje goede wil 'volksmuziek' zou kunnen noemen. In de jaren daarna groeide langzaam maar zeker ook mijn anglofilie. Van het één kwam het ander.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten