maandag 12 maart 2018

Jongkind en vrienden.

















Gisteren was het dan eindelijk zover. We deden wat we al maanden van plan waren. Steeds was er wat tussen gekomen.
In november en december moesten we een paar weken op twee hondjes passen, wat overigens op zich een genoegen is; mijn vrouw en ik zijn allebei dierenliefhebbers. Geen dier dat niet op onze sympathie kan rekenen. Van paard tot pimpelmees; we proberen ze alle ter wille te zijn en indien mogelijk te aaien, op het kopje te kriebelen, of geruststellend op de flank te kloppen. Maar hondjes kunnen slecht tegen alleen zijn (ook twee hondjes). En mèt hondjes ben je niet alleen bij de slager niet welkom.
Vervolgens kwamen de kerstdagen met in het kielzog oud- en nieuw. En de daarbij horende sociale aangelegenheden. Daarvoor en daarna had mijn vrouw, die nog werkt, het druk met allerlei beroepsmatige beslommeringen, die ook nogal eens een deel van het weekend opslorpten. Vorige week zaten we nog in Granada, waarover ik in een ander blog nog wat hoop te schrijven.

Maar vandaag zagen we ineens onze kans schoon: we liepen voor het eerst in meer dan een jaar de 150 meters die tussen onze voordeur en de ingang van het Dordrechts Museum liggen. In het museum is namelijk al sinds 29 oktober j.l. de tentoonstelling 'Jongkind en Vrienden' te zien.

We weten ondertussen eigenlijk allebei wel wat we het mooist vinden, als het om schilderkunst gaat: de periode vanaf het begin van de Romantiek tot en met het Impressionisme. Van Gogh kan nog best, natuurlijk. We zijn ook niet echt vies van Picasso of Bart van der Leck en zelfs niet van Karel Appel, maar omdat we allebei ook liefhebbers zijn van de natuur en karakteristieke landschappen, of vooruit: een mooi stadsgezicht, genieten we toch vooral van mooie plaatjes, waarin iets wordt gedaan met lichtval; schilderijen die een sfeer oproepen waarin we ons thuis voelen.

In de afgelopen jaren heb ik geleerd dat ik daarvoor met enige regelmaat volledig aan m'n trekken kan komen in het Dordrechts Museum. De vaste collectie biedt op dat front al het nodige en men is er ook sterk in om de aandacht te richten op minder bekende romantici en impressionisten, zelfs als die eigenlijk in hun eigen tijd al een anachronisme waren, zoals A.P. Schotel, over wie ik een paar jaar geleden schreef.

In dat kader stelde 'Jongkind en Vrienden' niet teleur.
Ook al omdat de vrienden van Jongkind, die het grootste deel van zijn schildersleven in Frankrijk doorbracht, niet de minsten waren. Monet, misschien wel de beroemdste onder de impressionisten (want indirect naamgever van de hele stroming), zei over hem: "Aan Jongkind dank ik de uiteindelijke ontwikkeling van mijn oog". Jongkind, eigenlijk net één generatie ouder dan Monet, leerde die laatste kijken. Van minder bekende schilders als Daubigny en Boudin is eveneens werk te zien van, wat mij betreft, hoge kwaliteit. Ook met hen was Jongkind bevriend en ook hen diende hij tot voorbeeld.
Door de expositie wandelend, wordt ook duidelijk waarom juist het Dordrechts Museum het initiatief heeft genomen voor deze combinatie van kunstenaars: niet alleen Jongkind heeft regelmatig Dordrecht geschilderd; de stad had tussen 1870 en 1890 een zekere aantrekkingskracht op Franse schilders. Zowel Daubigny als Boudin hebben er geschilderd. Corot, op zijn beurt weer ruim twintig jaar ouder dan Jongkind, bezocht Dordrecht trouwens al in 1854 .

Overigens is deze tentoonstelling niet eerste die dat constateert; sterker nog: de belangstelling van beeldend kunstenaars voor de stad Dordrecht bestond al eerder en en kwam in eerste instantie vooral uit Engelse hoek.  Al in 2005 presenteerde het Dordrechts Museum de tentoonstelling 'Dromen van Dordrecht', die liet zien dat Turner één van de eerste buitenlandse kunstenaars was die Dordrecht schilderden en tekenden. Hij bezocht de stad voor eerst in 1817. Hoewel op zijn schilderij The Dort packet-boat from Rotterdam becalmed uit 1819 slechts het silhouet van Dordrecht op de achtergrond te zien is.

J.M.W. Turner - The Dort packet-boat from Rotterdam becalmed - 1819

















Turner was een liefhebber van het werk van Aelbert Cuyp, Dordtenaar van geboorte, die Dordrecht al in de 17e eeuw schilderde. Turner was met name onder de indruk van Cuyp's vaardigheid in het weergeven van "een intense atmosfeer, één allesomvattende damp".  Hoewel Engeland ook destijds al z'n dampige dagen zal hebben gehad, vond Turner de inspiratie voor de stijl die hij zou gaan ontwikkelen en die zijn handelsmerk zou worden, dus eigenlijk in Nederland. Turner kwam in 1825 nog eens terug en werkte toen vooral in de stad. De schetsen die hij destijds maakte, bevinden zich nog steeds in de Tate Gallery in Londen. Later bezochten diverse Engelse en Amerikaanse prentkunstenaars de stad.

 In tegenstelling tot de puur romantische schilders uit de school van Barbizon, die zich vooral richtten op pastorale landschappen, schilderden de latere impressionisten de wereld in principe zoals ze hem aantroffen, dus ook de industriële maatschappij, die na 1850 het beeld steeds sterker ging beïnvloeden. Jongkind was eigenlijk een voorloper van de impressionisten, maar beperkte zich evenmin tot puur landelijke taferelen. Op diverse schilderijen zien we bijvoorbeeld het werk aan het nieuwe Parijs, dat halverwege de 19e eeuw door toedoen van Baron Haussmann vorm aannam. De middeleeuwse stad maakte plaats voor de nieuwe boulevards en Jongkind schilderde het zonder mededogen, zoals later Breitner later bouwplaatsen in Amsterdam zou schilderen.

Démolition pour le Nouveau Boulevard du Pont Royal - 1875
















De echte rode draad door het werk van Jongkind is echter het water, zeekusten en schepen. Ook hier behield hij echter een nuchtere blik. Hij toonde bijvoorbeeld ook schepen in aanbouw.

Chantier de construction navale, Honfleur - 1863

















Boudin, die van huis uit een nautische achtergrond had, werd eveneens vooral een zeeschilder. Hij maakte bovendien naam als schilder van wolkenluchten. Corot noemde hem op zeker moment 'Le roi des ciels'.

Eugène Boudin - La Meuse à Dordrecht - 1884

















Maar ook Boudin werd sterk door Jongkind beïnvloed en Jongkind schilderde niet alleen wolkenluchten, maar complete atmosferen. Hij verwierf tevens naam met scenes waarin niet de zon, maar de maan zijn onderwerp verlicht.

Notre Dame de Paris - 1864
















Het leven van Jongkind kende hoogte- en dieptepunten.
Tijdens zijn leven genoot hij meer waardering in Frankrijk dan in Nederland, hoewel hij in het begin van zijn carriëre, in 1846, een beurs van 'Kunstkoning' Willem II ontving, zodat hij in Parijs bij de romantische schilder Isabey kon gaan studeren. Isabey nam hem mee naar de Normandische kust, waar hij zijn eerste grote werken schilderde.
Jongkind hield echter ook van feestvieren en op meerdere momenten tijdens zijn leven dreigde hij ten onder te gaan aan drank en bandeloosheid. Na 1850 verwierf hij een zeker aanzien in Parijs, maakte de nodige vrienden, maar echt aansluiting bij de top vond hij niet. Dat leidde in de tweede helft van het decennium 1850-1860 tot zijn terugkeer naar Nederland, waar hij , hoewel hij bleef schilderen, langzaam wegkwijnde. In Nederland had niemand veel belangstelling voor hem. Jongkind maakte schulden en verviel tot armoede. Hij dronk teveel en was eenzaam, zoals hij later zelf ook toegaf.
Toch had hij bij zijn schilderende vrienden in Frankrijk en de Franse kunstliefhebbers zoveel krediet opgebouwd, dat deze, door eigen werk en kunstbezit te verkopen, genoeg geld verzamelden om zijn schulden af te lossen en hem vervolgens in 1860 terug naar Parijs te halen.

Jongkind pakte zijn Franse carriëre weer op. De periode na 1860 geldt als de tijd waarin Jongkind zijn beste en voor hem meest karakteristieke werk maakte. Hij ging opnieuw schilderen aan de Normandische kust en in Parijs. Daarnaast ontmoette en inspireerde hij opnieuw tal van jongere schilders, waaronder de al genoemde Monet. Zijn eigen werk wordt impressionistischer en tussen 1866 en 1869 bezoekt hij Dordrecht meerdere malen.

Le port de Dordrecht - 1869















Desondanks was hij ondertussen meer een Fransman dan een Hollander; na 1869 is hij niet meer in Nederland geweest.
Hij vond een vrouw (Joséphine Fesser-Borrhee) die hem min of meer onder haar hoede nam en de rest van zijn leven bij hem bleef, ondanks het gegeven dat Jongkind zich met enige regelmaat opnieuw te buiten ging aan drank. Het stel verhuisde in 1878 naar het zuiden van Frankrijk waar Jongkind werk van kwaliteit bleef maken.

Johan Barthold Jongkind, geboren in Lattrop (Twente) in 1819, overleed in La Côte-Saint-André in 1891.

We hebben in 2018 qua cultuur al wat mooie dingen gezien, maar wat mij betreft was deze tentoonstelling tot nu toe het hoogtepunt. Hij maakt ondubbelzinnig duidelijk wat een rijke periode de 19e eeuw voor de schilderkunst is geweest.

Alle in deze blog getoonde schilderijen, met uitzondering van dat van Turner, zijn op de tentoonstelling  'Jongkind en Vrienden' te zien. Schilderijen waarbij geen naam is vermeld zijn van Jongkind.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten