maandag 25 september 2017

Het andere Ierland

















Ruim twee jaar geleden bezochten mijn wederhelft en ik voor het eerst Ierland.
Meer precies: we gingen naar de westkust, nog preciezer: het graafschap Kerry, waar we ruim twee weken doorbrachten in een voormalig boerderijtje met witte muren. De dichtstbijzijnde buren woonden honderden meters verderop. Officieel heette het oord Mastergeehy, maar met pakweg vijf, vrij ver van elkaar staande huizen en boerderijen was alles gezegd. De bewoners van die andere huizen hebben we nooit gesproken of zelfs maar gezien.
Toen al zeiden we tegen elkaar: "nu we hier geweest zijn moeten we ook een keer Ierland in z'n meest stedelijke vorm zien". Wie een beetje op de hoogte is van de Ierse geografie, begrijpt wat dit betekent: een bezoek aan Dublin.

Vorige week woensdag was het zover.
De reis omvatte meteen al twee firsts. Het was de eerste keer dat we met zo'n goedkope vliegmaatschappij vlogen (vanzelfsprekend Ryanair, in dit geval) èn we logeerden voor het eerst op een airbnb-adresje.
Het laatste viel 100% mee. Het eerste viel niet ècht tegen, hoewel zonder meer duidelijk werd met welke problemen Ryanair te kampen heeft. Deze week was in het nieuws dat men een flink aantal vluchten in de komende tijd wil schrappen, anders kunnen de piloten niet met vakantie. Op de heenweg kon de vertraging nog geweten worden aan de eerste herfststorm die over Nederland raasde. Op de terugweg was de oorzaak wat minder duidelijk, maar vertrokken we evengoed een uur te laat en werd er bij andere vluchten nogal hap-snap van gate gewisseld. Bij Ryanair doet men de dingen maar zoals ze kunnen, als het niet kan zoals het zou moeten.. Maar gezien de eerder genoemde berichten mogen we niet klagen. Het wàs goedkoop en de vlucht gìng door.

De eerste aanwijzing met betrekking tot het wel en wee van het andere Ierland kreeg ik al in het vliegtuig. In de stoel rechts van me zat geen Ier, maar een Nederlander, die al 15 jaar in Ierland bleek te wonen. Hij was IT-er en specialist in het ontwikkelen van bepaalde administratieve applicaties en deed als freelancer allerlei projecten door heel Europa.
Hij ging nu terug naar huis, maar wat hem betreft verkaste dat thuis op zo kort mogelijke termijn naar een ander buitenland; hij had het helemaal gehad met Ierland. Een door-en-door corrupt zooitje; dat was het. De banken waren misdadige organisaties, die hem veel geld door de neus boorden. Wist ik wel dat in Ierland 10 procent van de bevolking dakloos was? Ja, de mensen in het dorp waar hij woonde hadden voor hem klaargestaan toen zijn vrouw overleed, maar dat naoberschap was dan ook het enige positieve aan het land. In Dublin bestond dat niet, trouwens; hij begreep niet wat ik er te zoeken had; het was een rotstad!

Het eerste dat opvalt aan Dublin is dat het een 19e eeuwse stad is. In het centrum resteren, op de kerken en een aantal grote panden na, weinig gebouwen van voor 1800. Ook valt op dat er, zowel in de binnenstad als in het gebied daar direct omheen, in de afgelopen jaren veel nieuw is gebouwd. In het centrum gaat het daarbij vooral om woningen. Aan de oostkant van het centrum is in de Docklands (analoog aan Londen) een mengsel van woningen en kantoren gebouwd.
Hoewel Dublin hier en daar wordt beschreven als een stedelijk dorp, is het autoverkeer in de stad enorm druk. Omdat de stad ook in september nog vol zat met toeristen en de trottoirs hier en daar niet al te breed zijn, is het jezelf te voet voortbewegen niet altijd een onverdeeld genoegen. In de hoofdstraten staan bovendien vrijwel nergens bomen. Het bereiken van een parkje, waarvan er gelukkig wèl een aantal zijn, voelt om die reden soms als een verademing.

















Dublin profileert zich nadrukkelijk als een literaire stad. De namen Joyce, Yeats en Wilde komen steeds weer voorbij.  Men is in het bezit van een schrijversmuseum, dat ons overigens een beetje tegenviel. Hoewel ik nu wel de piano van James Joyce heb kunnen aanraken.
Merkwaardig in dit verband is het gegeven dat de stad opvallend weinig boekwinkels lijkt te tellen.
Wel kwamen we langs een overdekte markt, waar het nodige aan antiquarische boeken te koop was. Voor nieuwe boeken is in Dublin kennelijk weinig markt..

Ook opvallend zijn de nogal wisselende kosten van museumbezoek. De grote staatsmusea, zoals de National Gallery, de diverse vestigingen van het National Museum of Ireland en het Irish Museum of Modern Art zijn allen gratis te bezoeken. Het eerder genoemde schrijversmuseum is echter weer relatief duur voor wat er uiteindelijk te zien is (€ 7,50). Voor een expositie over de Paasopstand van 1916 in het General Post Office vraagt men zelfs € 13,00; dat hebben we maar aan ons voorbij laten gaan.

Die staatsmusea zijn overigens prachtig. Vooral in de National Gallery is alleen al het interieur een feest voor het oog. Er is (waarschijnlijk nog voor de crisis ook Ierland trof) veel geld in de inrichting gestoken en alles ziet er spic en span uit.
In de National Gallery is veel aandacht voor de Ierse beeldende kunst door de eeuwen heen. Het gebouw beslaat vele zalen. Je kunt er, zonder je te vervelen, een hele dag zoekbrengen. Wij hebben ons beperkt tot de Ierse kunst van de 20e eeuw. Zo leerden we onder andere dat de broer van William Butler Yeats, Jack, een opmerkelijke schilder was. Zijn latere werk is expressionistisch te noemen. Het vroege werk is romantischer van aard. Naast schilder was Jack Yeats ook illustrator. In het schrijversmuseum zagen we boeken van anderen met tekeningen van zijn hand.

















Het Museum of Modern Art bezochten we vooral omdat de hoofdingang tegenover Kilmainham Gaol ligt, en we twee uur moesten wachten voordat we aan de eerstvolgende rondleiding door deze voormalige gevangenis konden deelnemen.
Het gebouw van het kunstmuseum, een voormalig 18e eeuws hospitaal, is prachtig. Het heeft een lunchroom waar men je een cappucino met veel te veel chocoladepoeder serveert (het wordt uiteindelijk iets dat het midden houdt tussen chocolademelk en koffie) en ook een keurige, Frans-formele tuin. Een zeldzaam iets in de Angelsaksische wereld.


















Maar de kunst, tja... Na een paar werken in de categorie "dat kan mijn zoontje van vijf ook" (om maar eens een populistische platitude te gebruiken) was de tijd op en hadden we het eigenlijk ook wel gezien.

Kilmainham Gaol is, voor wie belangstelling heeft voor de Ierse geschiedenis van de afgelopen 200 jaar, zonder meer de moeite waard. Wie een dergelijke belangstelling koestert, moet de plek (want dat is het in de meest Armando-achtige betekenis van het woord) zelf maar gaan bekijken. Ik beperk me tot het feit dat straatarme Ieren op het hoogtepunt van de grote hongersnood in 1847 zich voor allerlei kleine vergrijpen (voedsel stelen, bijvoorbeeld) lieten arresteren om vervolgens een aantal weken of maanden te worden opgesloten in Kilmainham Gaol. Daar kregen ze namelijk hoe dan ook één of meer maaltijden per dag en konden ze overleven. Als ze tenminste niet stierven door één of andere besmettelijke ziekte, die in deze periode ook welig tierden in de gevangenis. Dat beperkte de kans op overleving dan weer aanzienlijk. Uiteindelijk was het aantal gevangen een veelvoud van het aantal waarvoor de gevangenis in eerste instantie bedoeld was, met navenante sociale en hygiënische condities.

Nou ja; eigenlijk hebben we toch ook een beetje the sights afgelopen. We zagen het Book of Kells, maar ook het standbeeld van Phil Lynott, de alweer lang overleden frontman van het inmiddels legendarische bandje Thin Lizzy, waarvoor ik altijd een zwak heb gehouden.
























Wat altijd en overal, binnen het door twee kanalen omgeven centrum, aanwezig is en het beeld bepaalt, is de Victoriaanse architectuur. Veelal opgetrokken in rode baksteen heeft die sterke neo-renaissance invloeden en dan vooral van de Italiaanse renaissance. Allerlei details doen denken aan de Italiaanse palazzo's in Florence en Venetië. Hoewel de toeristenmarketing niet verder komt dan de vaak vrolijk gekleurde voordeuren, geplaatst in even kenmerkende ingangspartijen, vind ik vooral de eerder genoemde detaillering, met allerlei reliëfs, kleine zuiltjes in de raamopeningen en karakteristieke schoorstenen, één van de aantrekkelijkste kanten van die architectuur.







































Eigenlijk zijn wij vooral natuurliefhebbers.
Daarom werd een uitstapje naar Howth, het schiereiland dat net ten NO van de stad ligt, wat mij betreft misschien wel hoogtepunt van de reis. Je kunt er een prachtige cliff walk maken, met prachtige uitzichten over de Ierse Zee en de baai waaraan Dublin ligt. Het laatste stuk van de wandeling voert zelfs langs de woning van fairy Alice!



































Je komt er in half uurtje met de Dart, een treintje dat vanuit Dublin naar het noorden en het zuiden rijdt. Het zuidelijke eindpunt is Greystones, het stadje waar Maarten Toonder tientallen jaren woonde.

Toch werden we al explorerend in de stad steeds weer herinnerd aan het gesprek in het vliegtuig, waar ik eerder aan refereerde.
Het aantal bedelaars en daklozen is inderdaad schrikbarend hoog. Zelfs direct voor het General Post Office had iemand met kartonnen dozen en slaapzakken zijn bivak opgeslagen.

















Langs het Grand Canal, dat het centrum aan de zuidkant omzoomd en, omdat langs de hele lengte bomen staan, voor een soort groene gordel om de stad zorgt, had iemand direct naast het fietspad zijn tentje opgezet.
Onze gastvrouw, die trouwens uit Brazilië kwam en pas vier jaar in Dublin woonde, bevestigde het feit dat er in Ierland en speciaal in Dublin sprake was van een housing crisis. Ook nu de economische crisis min of meer voorbij is, kunnen vele Ieren de huur of de hypotheek niet meer betalen en worden ze uit hun huis gezet. Onderweg van ons logeeradres naar het centrum (we deden bijna alles lopend) kwamen we tenminste één keer langs een woning waarvan de volledige inboedel in de tuin stond.
In contrast daarmee keken we bij de luxe kledingwinkel  Brown Thomas, in Grafton street (er staat permanent een portier met een hoge hoed bij de deur), op het prijskaartje van een Chanel-jasje van € 5600,- Toch liepen er in die winkel, naast sloebers zoals wij, mensen die daadwerkelijk iets kochten.
In Nederland wordt de laatste tijd steeds meer gepraat over de groter worden kloof tussen arm en rijk. In Dublin heeft die kloof al forse afmetingen aangenomen, geloof ik.

We gaan vast nog een keer terug naar Ierland. En hoewel Dublin een ervaring is die ik niet had willen missen, zal het doel dan toch weer het Ierse platteland zijn. Voor zover je van plat kunt spreken, dan..



Klikken op de foto's toont ze in een grotere versie.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten