dinsdag 19 mei 2015

Wat goed is komt langzaam

















Wie in een bar om een pint Guinness vraagt, moet geduld hebben.
Het bier komt al wat langzamer uit de tap dan wij in Nederland gewend zijn bij het tappen van een pilsje. De vloeistof die het glas vult heeft in eerste instantie de kleur van koffie verkeerd. Als het vol is, zet de barman het neer en gaat wat anders doen. Of hij wacht, als er geen andere bestellingen zijn en hij niks beters te doen heeft. Geroutineerde Guinness-drinkers zijn alweer bij de toog weggelopen en hebben het gesprek hervat, dat zij zojuist, elders in de bar, hebben onderbroken.
Het kan zomaar een paar minuten duren voor de barman het glas weer oppakt. Het bier heeft inmiddels een zwart-bruine kleur gekregen. Bovenop bevindt zich een schuimlaag van anderhalve centimeter dik. Het lijkt meer op slagroom dan op bierschuim. De barman houdt het glas wederom onder de tap en doet er nog een scheut bij, om de schuimkraag tot de rand van het glas te krijgen. Daarna zet hij het op de bar en is het van jou.
Niet voor niets hanteert Guinness in de Engelssprekende wereld de slogan: "Guinness; worth the wait".

Nu luidt de titel van dit stukje Wat goed is komt langzaam. Guinness komt langzaam en hoewel het geen slecht spul is, is deze zogenaamde stout wat mij betreft toch meer naam als daad. Je neemt een slok en daarna is de smaak meteen weg. Geen afdronk, zoals dat heet. Het bier is overduidelijk gepasteuriseerd en de smaak is daardoor nogal bland, om maar even in Angelsaksische sfeer te blijven.
Veel Engelse bitters worden tegenwoordig weer als levend bier op het vat gehouden en ook getapt. De gistcellen zijn nog niet de nek omgedraaid om het bier langer houdbaar te maken en dat proef je. Het komt de smaakt ten goede.
Maar goed; over bier schrijf ik een andere keer nog wel eens wat.

Wie aan Guinness denkt, denkt aan Ierland.
Ik ben een liefhebber van volksmuziek, zoals u misschien weet, als u op dit blog meer dan alleen dit stukje hebt gelezen.. Dat was tot voor kort mijn voornaamste band met het land. Mooiere volksmuziek is er eigenlijk niet. Al sinds de late jaren zeventig wilde ik er naartoe. Engeland en Schotland bezocht ik in die periode wel. Zelfs het zuidwestelijke uiteinde van Wales werd, iets later weliswaar, bezocht. Maar verder westelijk kwam ik niet. Op de één of andere manier was Ierland een stap te ver.
De vakanties werden in de loop der jaren eerder korter dan langer; er zijn twee overtochten per boot nodig om er met eigen vehikel te komen en de vrouw met wie je toch een wel een sterke band hebt opgebouwd, houdt wel van groene velden, maar niet van kou en regen.

Maar dan komt de dag dat je wat meer geld hebt. Je vriendin heeft ineens, mede door een kort tochtje naar Engeland, een paar maanden eerder, meer interesse gekregen in de eilandbewoners ten westen van ons. En na wat googelen en rekenen  kom je erachter dat je, voor hetzelfde bedrag als waarvoor je in voorgaande jaren een reis met een autootje en een bungalowtje in de Algarve of op Lanzarote boekte, ook naar Ierland kunt vliegen. Met Aer Lingus nog wel en niet met Transavia of een andere toeristentransporteur. Je kunt in hetzelfde autootje stappen en naar een cottage op het schiereiland Iveragh, in het graafschap Kerry, rijden. Je moet het alleen zelf aan elkaar knopen. Maar dat is, God zegene het internet, tegenwoordig een fluitje van een cent.

Kortom, wij bivakkeerden eind april en begin mei ruim twee weken in het zuidwesten van Ierland.

Het huisje was wit, met muren van vijftig cm. dik, en het uitzicht weids. Het weer was Iers. Dat wil zeggen: van tijd tot tijd tamelijk nat. Maar bijna elke dag scheen de zon wel even en konden we naar buiten en regelmatig hadden we volledig droge dagen. Af en toe was er zelfs een regelrecht zonnige dag. Warm was het niet; de temperatuur lag meestalzelfs onder het Ierse gemiddelde voor de tijd van het jaar. We stookten 's morgens en 's avonds hout en turf. Dat laatste wordt in Ierland namelijk nog op veel plaatsen gestoken. Hoewel er inmiddels beperkingen zijn, want ook Ierland beschermt zijn natuur. Onze huisbaas bracht om de paar dagen een voorraadje. Hij woonde op twintig minuten rijden bij ons vandaan, maar naast het huisje stond een veldschuur van hem met een overjarige tractor ervoor ('vintage' volgens zijn zeggen) en hij had tussen het huis en de River Inny, die op 200 m. van het huisje voorbij stroomde, nog een paar koeien lopen. Het speet hem buitengewoon dat ik geen visser was, zoals hijzelf, want de Inny was goed viswater. Trout and salmon galore.














De dagen volgden elkaar geruisloos op.
We liepen, over een heuvelrug met uitzicht op Ballinskelligs Bay en Lough Currane, van ons onderkomen naar Waterville.  Een dorp met een nogal on-Ierse naam. Desondanks heeft Charlie Chaplin er in de jaren zestig regelmatig een vakantie doorgebracht. Zijn standbeeld staat langs de weg die het dorp scheidt van de baai.
We wandelden naar Bray Head en zagen in de verte de Skelligs liggen. Onder onze neus doken Jan-van-Genten naar vis. Ik had graag willen landen op Skellig Michael, om de puffins en de beehives van vroeg-christelijke monniken te zien, maar de eerste boot naar het eiland zou pas 5 dagen na ons vertrek varen. Shite!

















We stonden aan de voet van Ierlands hoogste berg, Carrauntoohil (1040 m.), wiens besneeuwde flanken (de top bleef zich hardnekkig in wolken hullen) we al een paar dagen eerder hadden gezien vanaf de Ballaghasheen pas. Tussen de pas en de Carrauntoohil ligt een van de meest verlaten valleien die ik ooit heb gezien. Bedekt met een metersdikke laag peat en volledig boomloos.

















We zaten in een bar in Cahersiveen, achter een pint Smithwicks IPA (India Pale Ale). Er werd muziek gemaakt. De muzikanten hadden een brede smaak: naast het erkende folk-repertoire ook 'The Weight' van The Band en 'Willin'' van Little Feat. En dan ineens zingt een naamloos meisje 'Listen, Listen' van Sandy Denny. Dat verzin je niet.
Op weg naar Dingle is Dingle Bay als een spiegel. Boven Iveragh hangen prachtige stapelwolken, maar waar wij staan schijnt de zon ononderbroken. Beneden ons, op de helling die steil afdaalt naar de baai, zingt een winterkoninkje.
































Ik ben ervan overtuigd dat in mei de velden nergens groener zijn. Overal bloeit de brem en als de lucht wolkeloos is, toont de Atlantische Oceaan zich blauwer dan de Middellandse zee.

We zijn weer thuis. Het weer is hier ongeveer hetzelfde als in Ierland. Maar daar houdt het dan verder wel mee op. En zonnige middag op het strand bij Monster is ook best aardig, maar niet hetzelfde
Ik moet nog een kaart sturen aan de bediening van een snackbar in Killorglin (home of King Puck), in welk stadje ik overigens ook een paar echte schapenwollen pantoffels kocht (het huisje had een stenen vloer). Hier thuis wachten ze op de volgende winter.
Gelukkig hebben we de foto's nog. En daarbij: het blijft daar rustig liggen, aan de rand van de oude wereld. Tot we terugkomen.

Ierland: worth the wait.




2 opmerkingen:

  1. Je stukje bezorgt me heimwee naar een land waar ik me meteen thuis voelde. Lang geleden alweer. De naar nat schaap stinkende trui die ik aan de weg kocht is inmiddels door de motten opgevreten. Foto's heb ik niet, want ons toestel lieten we aan de oever van een meer achter waar we hadden gepicknickt, om het nooit meer terug te vinden. Ik herinner me verder de fuchsia-hagen, de jigs die vanachter de ramen van een kroeg klonken, de rode koppen met brede kaken van de dorpelingen 's avonds aan de bar, de soms scherp botsende elementen van de oude en de oprukkende nieuwe wereld. Een land met een geheel eigen atmosfeer.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. De fuchsiahagen begonnen in bloei te komen. Ik wil nu ook een stekkie van de Fuchsia voor op m'n balkon!
    De vergelijking met de sfeer in de jaren '70 of '80 kan ik niet trekken, maar die is nog steeds duidelijk anders. Op Radio Kerry meldde men bijvoorbeeld iedere morgen wie er overleden waren. Daarbij werd ook vermeld wanneer de overledene naar de kerk of het uitvaartcentrum zou worden gebracht.
    Op zeker moment kwamen we net voor de Ballghisheen Pass in een begrafenisstoet terecht. Boven op de pas stond een aantal belangstellenden de stoet op te wachten en ook beneden in het dal stond zo'n groepje. Er werd even gestopt, er werden wat woorden uitgewisseld en daarna ging het weer in passend tempo verder.
    Die berichten op de radio hebben dus een functie. Tegelijkertijd blijkt dat er nog een sterk gemeenschapsgevoel is. Ondanks het feit dat men mijlen uit elkaar woont.
    Daarnaast heeft Kerry overal 4G mobiel internet. Zelfs in ons huisje, dat zich op pakweg 10 km vanaf het onaanzienlijke Waterville bevond.

    BeantwoordenVerwijderen